- GENERATIE XI -



Deze generatie leefde ten tijde van koningin Wilhemina en maakte de zowel de mobilisatie voor de Eerste Wereldoorlog als de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog mee.
Tussendoor leidde de economische crisis van 1929 tot massale werkloosheid. Desondanks steeg het aantal inwoners van Nederland van 6 miljoen in 1914 naar 9 miljoen in 1939.



Snel naar: Johan Koop - Anton Koop - Jaap Koop - Jan Koop - Aad Koop - Joost Koop



- Tak B -


XI.B.a. JOHAN J. (Johannes) KOOP

Manufacturenkoopman en caféhouder te Hoogwoud, vanaf 1909 sleper en transporteur te Hoorn en sinds 1939 stillevend te Amsterdam (lees meer).

Zoon van Jacob Koop en Marie Besseling
Geboren te Medemblik op 21 september 1878
Overleden te Amsterdam op 25 april 1952 (73 jr.)
Begraven aldaar op 29 april op het RK-kerkhof Buitenveldert.

Gehuwd te Medemblik op 25 april 1900 met:
Maria Alida Vermeulen
Dochter van Johan Vermeulen en Alida Cornelia Koopman
Geboren te Medemblik op 26 juli 1879
Overleden te Amsterdam op 11 december 1949 (70 jr.)
Begraven aldaar op 16 december op het RK-kerkhof Buitenveldert.

Kinderen uit dit huwelijk:

1. Jacobus Johannes (Jaap)
Geboren te Hoogwoud op 3 maart 1901 (XII.BA.a.)

2. Johannes Augustinus (Jan)
Geboren te Hoogwoud op 5 mei 1905 (XII.BA.b.)

3. Anthonius Johannes (Toon)
Geboren te Hoogwoud op 20 september 1906 (XII.BA.c.)

4. Jozef Johannes (Joost)
Geboren te Medemblik op 17 februari 1908 (XII.BA.d.)

5. Alida Maria Catharina (Alie)
Geboren te Hoorn op 6 mei 1911
Overleden te Alkmaar op 14 januari 1979 (67 jr)
Begraven aldaar op het RK-kerkhof St. Barbara.
Gehuwd met:
Johannes Petrus Antonius (Jan) Stroomer
Slager te Alkmaar
Geboren te Alkmaar op 15 mei 1908
Overleden aldaar 28 mei 1968 (60 jr)
Begraven aldaar op het RK-kerkhof St. Barbara.
Uit dit huwelijk: 6 zonen en 4 dochters.

6. Emanuel Stephanus (Miel)
Geboren te Hoorn op 25 december 1912 (XII.BA.e.)

7. Augustinus Adrianus (Guus)
Geboren te Hoorn op 2 december 1914 (XII.BA.f.)

8. Maria Alida (Marie)
Geboren te Hoorn op 17 februari 1916
Overleden te Haarlem op 16 juni 1977 (61 jr.)
Uit 2 voorhuwelijkse relaties: 2 dochters
Gehuwd te Haarlemmermeer op 18 april 1951 met:
Johannes (Jan) Pollé
Arbeider, wonend te Zwanenburg (gem. Haarlemmermeer)
Geboren in de gemeente Haarlemmerliede op 28 december 1916
Overleden op 28 december 1995 (79 jr.)
Begraven te Halfweg op de RK begraafplaats.*
Uit dit huwelijk: 2 zonen.

9. Catharina Antonia (Truus)
Geboren te Hoorn op 12 mei 1918
Overleden te Amstelveen op 6 oktober 2000 (82 jr.)
Gehuwd te Amsterdam op 4 augustus 1948 met:
Johannes Hendrikus Maria (Jo) Diepstraten
Procuratiehouder bij de ABN-bank te Amstelveen
Geboren te Heerlen op 14 november 1921
Overleden te Amstelveen op 5 mei 1999 (77 jr.)
Uit dit huwelijk: 2 zonen en 1 dochter.

10. Divera Johanna (Vera)
Geboren te Hoorn op 10 oktober 1921
Overleden te Amstelveen op 27 januari 1989 (67 jr.)
Begraven op 1 februari op het RK-kerkhof Buitenveldert
Gehuwd te Amsterdam op 24 maart 1943 met:
Joseph Hendricus Maria (Jos) de Loor
Verwarmingsinstallateur en magazijnchef in Amsterdam
Geboren te Amsterdam op 14 maart 1917
Overleden te Amstelveen op 21 april 1981 (64 jr.)
Uit dit huwelijk: 5 zonen en 2 dochters.


Geboren en getrouwd in Medemblik

Johan Koop werd op 21 september 1878 in Medemblik geboren als het eerste kind van Jacob Koop en Marie Besseling. Getuigen bij de aangifte van zijn geboorte waren twee winkeliers, namelijk grootvader Jan Koop en Jan Zwarekant. Naar zijn gewaardeerde vader zou Johan zichzelf steevast Johannes Jacobus of Johan J. Koop noemen, hoewel hij volgens de Burgerlijke Stand slechts Johannes Koop heette.

Na eerst zijn vader Jacob Koop geholpen te hebben als manufacturenkoopman, trouwde Johan (of kortweg Jo) Koop op 25 april 1900 in Medemblik met Maria Vermeulen. Hij was toen 21, zij 20 jaar oud. Maria was de enige dochter van Johan Vermeulen en Alida Koopman uit hun beider tweede huwelijk. Haar vader Johan was huis- en decoratieschilder en had een bijbehorende winkel in onder meer behangsel en klompen op het Begijnhof in Medemblik.



Johan Koop op een sulky, rond 1900


Caféhouder in Hoogwoud

Op 16 mei 1900, nog geen maand na zijn huwelijk, vertrok Johan naar Hoogwoud, waar hij naar verluidt van zijn vader café De Witte Valk had gekregen. Deze zaak was op 15 februari van dat jaar voor 3800 gulden op een veiling aangekocht uit de boedel van Freek Groot. Voor de inboedel was 700 gulden betaald.

De Witte Valk lag aan de Herenweg in Hoogwoud en was een oude herberg die voor het eerst vermeld werd in 1630. Rond 1660 was deze uitspanning in handen van Jan Jacobsz Stuijt, die mogelijk een neef was van Griet Jan Stuijts, de vrouw van Elbert Tamesz Coopes, die zelf waard en herbergier in Spanbroek was. Toen Johan Koop de zaak overnam hoorden er ook een kegelbaan en huurpaarden bij.




Herberg De Witte Valk in Hoogwoud, begin jaren '60


Johan bleek echter niet geschikt voor het runnen van een café. In plaats van goede zaken te doen "smaakte hem het pakken van paarden meer" zoals men in de familie zei. Waarschijnlijk moest zijn vader Jacob financieel bijspringen en werd De Witte Valk uiteindelijk al op 22 december 1906 weer verkocht, namelijk aan Arie Breed en wel voor 4200 gulden (waarschijnlijk 3600 voor het pand en 600 voor de inboedel). Hierbij werd door Johan, of eigenlijk Jacob Koop, een verlies geleden van 300 gulden.

Een zoon van Arie Breed verkocht De Witte Valk in 1957 aan Jan Ligthart, die het als café Ligthart nog runde tot 1965, toen het pand werd gesloopt om plaats te maken voor wooncentrum Kaijer. Deze Jan Ligthart (1918-2003) was familie van Agaath Ligthart, de vrouw van Johans zoon Jan Koop.


Transportbedrijf in Hoorn

Na het avontuur met De Witte Valk ging Johan Koop met zijn vrouw en hun kinderen Jaap, Jan en Toon weer even terug naar Medemblik, waar hun zoon Joost werd geboren. Nadat zijn vader Jacob eind 1908 naar Schagen was verhuisd, vestigde Johan zich per 11 september 1909 in Hoorn. Daar woonde hij achtereenvolgens in de Derdeboomlaan 25f, de Vijzelstraat 25 en de Dubbele Buurt 28.

De kost voor zijn gezin met vier kinderen moest hij aanvankelijk als los werkman verdienen, maar al gauw begon hij zelfstandig als sleper. Dat wil zeggen dat hij goederen vervoerde met een kar of wagen die ofwel met de hand ofwel met een paard werd getrokken. In het laatste geval liep hij als sleper naast het paard met het leidsel in de hand. Het werken met paarden was hem bevallen toen hij het café in Hoogwoud had.

Voor zijn slepersbedrijf maakte Johan aanvankelijk gebruik van al dan niet overdekte karren die door zware Belgische of Friese paarden getrokken werden. Na de demobilisatie bij het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 kwamen er niet alleen grote aantallen paarden beschikbaar, maar ook vrachtwagens. Zulke paarden wist Johan goedkoop te krijgen en hij kocht ook een vrachtauto, waarschijnlijk een van het Duitse merk Adler.

Dat nieuwe transportmiddel sprak vooral de jonge generatie in de persoon van Johans oudste zoon Jaap aan. Na de eerste vrachtwagen werden dan ook al gauw nieuwe aangeschaft. Jaap (1901-1967) ging na zijn huwelijk met Marie Kapteijn in Alkmaar verder als verhuizer en wist daarmee een goede naam te verwerven. Zijn broer Joost (1908-1988) werd verhuizer in loondienst bij een bedrijf in Amsterdam.



Bericht uit De Nieuwe Courant van 9 augustus 1922
(klik ter vergroting)


Met de groei van zijn bedrijf nam Johan Koop ook knechten in dienst. Dat ging niet altijd even goed: zo dreigde hij één keer een knecht het water in te slaan. Ook Johans oudere zonen werden ingezet voor allerhande werkzaamheden: op jongere leeftijd bijvoorbeeld voor het halen van haver bij de molen van Kuin even buiten Hoorn en het voeren van de paarden en wat later bij het transporteren zelf.

Naast het vele kleinere transportwerk, werkte Johan ook mee aan grotere bouwwerkzaamheden. Zo transporteerde hij bijvoorbeeld in 1913 stenen voor de nieuwe watertoren bij Hoorn en eind jaren twintig materiaal voor de inpoldering van de Wieringermeer. Vanwege zijn goede naam wist Johan bij dat laatste project zijn zoon Toon (1906-1991) aan het werk te krijgen.

Het transportbedrijf liep voorspoedig, waardoor Johan steeds betere panden kon betrekken. Aan de Dubbele Buurt 20 rood had hij een bovenwoning en op nr. 25, tussen Dubbele Buurt en Vale Hen, een stalling.

In 1920 verhuisde Johan naar een 18e eeuws dubbel pand aan de Nieuwe Noord 56-58 met opslagruimte en stallingen op de begane grond, woonruimte erboven en erachter een loods, die hij in 1923 weer had laten opbouwen. Daarnaast huurde hij een strook gemeentegrond om een paar sleepwagens te parkeren.*

Gelegen aan het begin van het Nieuwe Noord bij de Veemarkt en pal achter Hoorns hoofdstraat de Grote Noord, was dit een ideale plaats voor een transportbedrijf.



Het woon- en bedrijfspand van Johan Koop
aan de Nieuwe Noord 56-58 in Hoorn


Conflict met J.W. Post

Blijkens een artikeltje in de Schager Courant van 18 mei 1922 had Johan Koop destijds al drie jaar een conflict met rijwielhandelaar J.W. Post uit Hoorn. Na een door Post gewonnen rechtszaak had Johan een stal moeten ontruimen, waarna de verhouding tussen beide zwaar verstoord was geraakt.

Op 12 maart 1922 had zich een ernstig incident tussen beide heren voorgedaan: Johan Koop, door de krant omschreven als "een stevig gebouwde sleepersbaas uit Hoorn", stond met een knecht bij een verhuiswagen op de Nieuwe Noord toen Post met een auto kwam aanrijden. Johan ging midden op de weg staan en toen de auto vlakbij was, sprong hij op de treeplank, pakte Post beet en sloeg hem.

Post raakte hierdoor de macht over het stuur kwijt, waardoor de auto tegen een muur botste en de nodige schade opliep. Johan Koop kwam hiervoor voor de kantonrechter, waar de officier van justitie 50 gulden boete of 50 dagen celstraf eiste. Post eiste een schadevergoeding van 65 gulden. Hoe dit afliep is niet bekend.


Gezinsleven in Hoorn

Met zijn grote gezin had Johan aanvankelijk geregeld geldgebrek. Hij ging toen meermalen langs de kant van de weg staan om zijn vader Jacob op te wachten wanneer die met paard en wagen met textiel de boer op ging, zodat hij hem om geld kon vragen.*

Net als zijn vader hechtte ook Johan waarde aan een goede opvoeding van zijn kinderen. Toen in Hoorn een school voor MULO werd opgericht liet hij zijn zonen Jan en Toon als twee van de weinige katholieke kinderen daar naar toe gaan.



Het gezin van Johan Koop en Maria Vermeulen, rond 1930
Achterste rij v.l.n.r.: Marie Kapteijn, Johan Koop, Agaath Ligthart, Jan
Middelste rij v.l.n.r.: Marie Vermeulen, Alie, Jan Stroomer, Gré Honnebier, Joost, Guus
Voorste rij v.l.n.r.: Marie, Vera, Truus


Kennelijk had Johan ook oog voor enige artistieke vorming, want hij liet zijn zoon Miel op de ambachtsschool kunstschilderen leren. Dat hij dit aardig kon bleek uit enkele geslaagde paardenportretten van zijn hand.

Desondanks kon "Ome Jo" ook een woesteling en lelijk zijn. Naar verluidt lustte hij wel een borrel en was het niet best wanneer één van zijn kinderen daar wat van zei.* Zo heeft hij ook een keer zijn zoontje Jan met een schaar achterna gezeten, waar die een litteken op het voorhoofd aan overhield.

Maria Vermeulen gold daarentegen als een lieve vrouw. Zoals zovele moeders uit die tijd had zij tot na haar vijftigste de zorg voor een huishouden met vele kinderen en moest daarnaast de nukken van haar man verduren.

Toch was het voor Johan ook niet makkelijk om met hard werken de kost voor eigen risico te verdienen. Daar kwam bij dat ook hij zich geroepen voelde om de rijkdom en aanzien zoals zijn vader die tot 1908 had, terug te brengen. Dit was een druk die Johan waarschijnlijk extra voelde vanwege de investeringen die zijn vader voor hem gedaan had.

Eind jaren dertig had Johan kennelijk redelijk wat geld opgespaard en hield hij het werk voor gezien. Hij betrok een pas gebouwde huurwoning aan de wat beter gesitueerde Drieboomlaan 153 (of Derde Boomlaan 113) en ging stilleven. Meerdere van zijn kinderen woonden toen nog thuis: Jan trouwde van hieruit met Agatha Ligthart, Alie met Jan Stroomer, Miel met Trien Molenaar en Guus met haar zus Martha Molenaar.



Het gezin van Johan Koop en Maria Vermeulen, rond 1935
Achterste rij v.l.n.r.: Guus, Miel, Johan Koop, Marie Vermeulen, Alie,
Jan Stroomer, Toon, Agaath Ligthart, Jan, Marie Kapteijn.
Voorste rij v.l.n.r.: Vera, Truus, Marie.


Naar Amsterdam

In juni 1939 verhuisde Johan met zijn vrouw en hun jongste dochters Marie, Truus en Vera naar een woning aan de Van Baerlestraat 89 in Amsterdam. Truus had namelijk een baan kunnen krijgen bij bakkerij Henri J. Carels. Toen zij de leiding over dit filiaal kreeg konden ook haar zusters Marie en Vera hier als winkeljuffrouw aan het werk.

Bovendien kreeg zij door haar functie de beschikking over het grote bovenhuis met balkon dat zich boven de winkel bevond. Door het bekende Atelier J. Merkelbach werd waarschijnlijk van Truus de onderstaande foto gemaakt met als aanduiding "Koop, Mej. p/a Fa. Carels (Baerlestraat 89, Van)".



Mej. Koop, winkeljuffrouw bij bakkerij Carels
(foto: Atelier J. Merkelbach)


Met de overgang van het provinciestadje Hoorn naar de grote stad Amsterdam heeft Johan klaarblijkelijk weinig moeite gehad. Integendeel, het wonen in de hoofdstad zal hem het gevoel hebben gegeven niet gering te zijn, wat hij benadrukte door als een heer met wandelstok met zilveren knop uit wandelen te gaan.

De keerzijde van Amsterdam was dat het gezin direct in aanraking kwam met de Duitse bezetting. Tot ontzetting van haar ouders begon dochter Marie in mei 1941 een relatie met een Duitse officier waaruit zelfs een dochter werd geboren. Dat gold in die tijd als een schande en waarschijnlijk heeft zij toen ook de ouderlijke woning (moeten) verlaten.

Heugelijker was dat rond dezelfde tijd haar zuster Vera ene Jos de Loor ontmoette toen deze, werkend in de smederij van zijn vader, bij het gezin Koop langskwam voor reparatie van de haard. Zij trouwden op 5 mei 1943. Voor Johan en zijn vrouw was de goed bespraakte en humoristische Jos de ideale schoonzoon.

Toen in december 1944 Leiden door de geallieerden gebombardeerd werd, kwam Johans schoondochter Agaath Ligthart met haar vijf kinderen voor de zekerheid in de Van Baerlestraat logeren. Haar man Jan Koop (1905-1997) bleef vanwege zijn werk achter. Agaath en haar dochters gingen toen bij gelegenheid wandelen in de buurt en in het Vondelpark.

In december 1946 kreeg dochter Marie nog een tweede buitenechtelijk kind, maar toen woonde ze al in de Achillesstraat. Met twee buitenechtelijke kinderen was het niet makkelijk aan een man te komen, maar uiteindelijk trouwde ze in 1951 met Jan Pollé, een arbeider uit Zwanenburg.



Johan Koop en Maria Vermeulen tijdens het 12½-jarig
huwelijksfeest van hun zoon Jan in november 1945


Aan de Prinsengracht

Op 4 augustus 1948 trouwde dochter Truus met Jo Diepstraten en stopte zij, zoals destijds gebruikelijk, met haar werk bij bakkerij Carels. Daardoor moesten echter ook Johan en zijn vrouw de bovenwoning aan de Van Baerlestraat verlaten. Zij verhuisden toen in september 1949 naar een woning in een 19e eeuws pand aan de Prinsengracht 545 II. Voordien had daar Jan de Loor gewoond, wiens zoon Jos in 1943 met Johans dochter Vera was getrouwd.

Op 11 december 1949, nog geen drie maanden na de verhuizing naar de Prinsengracht, overleed Maria Vermeulen, 70 jaar oud. Nu er meer ruimte in het huis was, kwam in mei 1951 dochter Truus weer bij Johan inwonen, ditmaal samen met haar man Jo Diepstraten, met wie ze hier nog tot april 1960 bleef wonen.



Kopie van het bidprentje voor Maria Vermeulen
(klik ter vergroting)


Ondertussen was Johan Koop op 25 april 1952 overleden, in de leeftijd van 73 jaar. Ook bij zijn begrafenis werd de stand hoog gehouden: maandag de 28e vonden 's middags het De Profundis en 's avonds rozenkransgebed plaats. De uitvaart zelf vond de volgende dag vanuit de Krijtbergkerk aan het Singel plaats met H. Missen om 7.30 en 8.00 uur en de requiemmis om 10 uur. Begraven werd hij bij zijn vrouw op de Rooms-Katholieke begraafplaats Buitenveldert.



De Prinsengracht met geheel links nummer 545 waar op de
tweede verdieping Johan Koop en zijn familie woonden.
(foto uit 1936 door de Dienst Ruimtelijke Ordening)






XI.B.b. ANTON (Anthonius) KOOP

Manufacturenkoopman in Lutjebroek, chocoladefabrikant in Hilversum, vertegenwoordiger en inspecteur van een bierbrouwerij, koekfabrikant in Den Haag en gepensioneerd in Leidschendam (lees meer)

Zoon van Jacob Koop en Marie Besseling
Geboren te Medemblik op 30 juli 1880
Overleden te Leidschendam op 12 maart 1950 (69 jr.)
Begraven aldaar op 16 maart op het RK-kerkhof St. Agatha.

Gehuwd te Zwaag op 7 juni 1906 met:
Dieuwertje (Divera) Pinxter
Dochter van Pieter Pinxter en Hendrika Helena Braun
Geboren te Zwaag op 16 april 1883
Overleden te Voorburg op 20 februari 1963 (79 jr.)

Uit dit huwelijk geen kinderen.


Priesterstudie

In veel katholieke families was het een hele eer wanneer een van de zoons priester werd en in het gezin van Jacob Koop en Marie Besseling zal het Anton geweest zijn die daarvoor de meeste aanleg had. Zodoende vertrok hij op 8 september 1892, net 12 jaar oud, naar Huize Ruwenberg in Sint Michielsgestel. Dat was een katholiek internaat van de Fraters van Tilburg dat landelijke bekendheid genoot en voorbereiding bood op het kleinseminarie.

De volgende stap was dan ook dat Anton op 21 augustus 1894 naar het kleinseminarie Hageveld ging, dat toen in Voorhout gevestigd was, maar later naar Heemstede verplaatst werd. Het onderwijs werd hier grotendeels door priesters verzorgd en was inhoudelijk vergelijkbaar met een gymnasium. Op Hageveld kreeg Anton gezelschap van zijn vriend Valentijn Pinxter (1880-1947).

Hoe belangrijk vader Jacob Koop deze prestigieuze priesterstudie vond bleek toen Anton tussendoor weleens terug naar huis kwam. Hij werd dan trots opgehemeld, zijn stoel was versierd en op het laatst moesten zijn broers en zusters zelfs "heer broer" tegen hem zeggen (overeenkomstig het "heeroom" waarmee men werd aangesproken als men eenmaal priester was). Ook kreeg hij bij zo'n gelegenheid een anker wijn mee.



Kleinseminarie Hageveld in Voorhout
Prentbriefkaart uit 1916 - Klik voor een vergroting


Verliefd, verloofd, getrouwd

Mogelijk was het bij zo'n tussentijds thuisbezoek dat Anton een keer Valentijn Pinxters zuster Dieuwertje ontmoette en verliefd op haar werd. Hij besloot om zijn priesterstudie niet voort te zetten zodat hij met haar kon trouwen. Zodoende keerde Anton op 26 april 1899 weer terug naar Medemblik.

Toen zijn vader Jacob dit alles vernam viel Anton uit de gratie en werd hij de deur uit gezet met de woorden: "eerst was je bestemd voor de geestelijkheid, nu voor de beestelijkheid".* Ook Antons vriend Valentijn Pinxter stopte met de priesterstudie en werd uiteindelijk een gerespecteerd huisarts in Wervershoof.

Anton vertrok in september 1902 voor precies een jaar naar Goes, maar wat hij daar deed is onbekend. Hij keerde al gauw weer terug, want in 1904 was hij manufacturier in Lutjebroek. Op 7 juni 1906 trouwde Anton Koop in Zwaag met zijn geliefde Dieuwertje Pinxter en nog dezelfde maand betrokken ze een woning in Grootebroek. Hun huwelijk zou echter kinderloos blijven.


Chocoladefabrikant in Hilversum

Per 22 oktober 1910 vertrokken Anton en Dieuwertje naar Hilversum, waar ze aan de Chrysantenstraat 38 gingen wonen. Vermoedelijk nam Anton Koop niet veel later samen met Johan J. Maats een chocoladefabriek over die zich sinds 1903 aan de Laarderweg (na de oorlog omgedoopt tot Larenseweg) 30 bevond.

Vervolgens richtten Koop en Maats op 25 maart 1912 bij de Amsterdamse notaris J.A. Ritman de naamloze vennootschap "Stoom Cacao- en Chocoladefabriek "Para", voorheen C.F.A. Goedhuys" op, waarvan ze beide directeur werden.* De term para heeft uiteenlopende betekenissen, maar waar hij in dit geval naar verwijst is niet bekend.



Handtekeningen onder de oprichtingsakte van NV Para
Bovenaan tekenden Johan J. Maats en Anton Koop,
daaronder twee getuigen en notaris Ritman, 25 maart 1912.
(notarieel archief Amsterdam - klik ter vergroting)


Tegelijk met de oprichting van NV Para maakten zowel Anton Koop en zijn vrouw als Johan Maats en zijn vrouw hun testament bij notaris Ritman.* Daarbij bleek dat beide echtparen naar de Laarderweg 30 verhuisd waren en dat zich dus kennelijk ook twee woningen op het fabrieksterrein bevonden. Aangezien ze kinderloos waren benoemden Anton Koop en Dieuwertje Pinxter elkaar tot hun enig erfgenaam.

Van de chocoladefabriek Para zijn een paar blikjes bewaard gebleven. Deze hebben bovenop het opschrift "Cholat" en op de zijkant "Cacao- en Chocolaadfabriek "Para" Hilversum". Het zijn zeer klein blikjes (2,7 x 6 x 3,5 cm.), zodat ze vermoedelijk als monster of als relatiegeschenk dienden:



Blikje van cacao- en chocoladefabriek Para
(foto via Wikimedia Commons - klik ter vergroting)


Waarschijnlijk kwam de fabriek in 1921 of '22 in andere handen en werd toen omgedoopt tot chocola- en suikerwerkenfabriek NV Splendid.* Ondertussen was Anton in 1921 verhuisd naar een fraaie villa aan het Melkpad 33.


Koekfabrikant in Den Haag

Op 1 mei 1922 vertrok Anton Koop echter al weer naar de gemeente Obbicht en Papenhoven in midden-Limburg, waar hij vertegenwoordiger en vervolgens inspecteur van een bierbrouwerij was. Erg lang duurde dat niet, want na een tussenstop in Beverwijk verhuisden Anton en zijn vrouw in mei 1924 naar Den Haag. Daar woonden ze op vijf verschillende adressen en tussendoor ook nog bijna 4 jaar in het nabij gelegen Rijswijk. In deze periode was Anton als koekfabrikant werkzaam.

In 1943 verhuisde het echtpaar Koop naar een mooi gelegen woning aan Park Vronesteyn 5 in Voorburg en nadat Anton in 1945 65 was geworden woonden ze aan de Julianaweg 112 in Leidschendam. Daar overleed Anton Koop op 12 maart 1950, in de leeftijd van 69 jaar. Zijn vrouw Dieuwertje Pinxter overleefde hem bijna 13 jaar en overleed op 20 februari 1963 in Voorburg, 79 jaar oud.


Stamboomonderzoek

Anton heeft ook pogingen ondernomen om de stamboom van de familie Koop uit te zoeken. Daarbij zou hij onder andere op het zinnetje "Ik en mijn Ant hebben 100 morgen land" zijn gestuit. De familie Koop zou volgens zijn onderzoek mogelijk uit Friesland zijn gekomen. Ook zijn jongste broer Joost Koop hield zich hiermee bezig. Antons genealogische papieren zijn vermoedelijk bij Joost terechtgekomen of via hem bij diens zoon Jacques Koop in Aerdenhout.*



Het bidprentje voor Anton Koop
Collectie centrum voor regionale geschiedenis Rijckheyt
klik voor een vergroting





XI.B.c. JAAP (Jacobus Johannes) KOOP

Manufacturenkoopman te Schagen, winkelier in herenkleding te Beverwijk en tenslotte stillevend te Haarlem (lees meer)

Zoon van Jacob Koop en Marie Besseling
Geboren te Medemblik op 26 november 1885
Overleden te Haarlem op 24 maart 1970 (84 jr.)
Begraven op 27 maart op het RK-kerkhof Berkenrode te Heemstede

Ongehuwd en kinderloos.


Jonge jaren

Jaap was het vijfde kind en de derde zoon van Jacob Koop en Marie Besseling, die hun kinderen een goede opvoeding probeerden te geven. Net als zijn broers en zusters had Jaap dan ook piano leren spelen en zelfs Franse les gekregen.* In 1904 bleek dat hij zijn vader assisteerde als manufacturenkoopman, wat ook in 1914 nog als zijn beroep werd vermeld. Nadat het gezin in 1908 naar Schagen was verhuisd hielpen zowel Jaap als zijn broer Joost in de manufacturenhandel van hun vader.

Jaap zou nooit trouwen en bleef zodoende bij zijn ouders in huis wonen, ook toen zij in Beverwijk gingen stilleven, zoals men destijds een rustige oude dag noemde. In Beverwijk woonde Jacob Koop met zijn vrouw, hun zoon Jaap en een huishoudster in een huis aan de Zeestraat 7. Jaap nam hier opgewekt deel aan het sociale leven. Zijn ouders konden in 1927 nog hun 50-jarig huwelijksfeest vieren, maar zouden kort daarna, in 1928 resp. 1930, overlijden.




Het 50-jarighuwelijksfeest van Jacob Koop en Marie Besseling in 1927
in de winkel van Jaap Koop (staand geheel links) in Beverwijk
(klik er op voor een vergroting!)


Eigen kledingwinkel

Aanvankelijk werkte Jaap in een herenmodezaak in Alkmaar, maar eenmaal in Beverwijk begon hij een eigen zaak in heren- en jongenskleding. Deze was gevestigd in een groot pand aan de Breestraat 138, op de hoek van de Hobbesteeg. De winkel droeg de naam "Jac. Koop", waarbij Jac. een in die tijd veelvoorkomende afkorting van Jaaps eigenlijke naam Jacob was. Jaap, die als een echte Koop graag goed voor de dag wilde komen, gebruikte ook wel Jacques, de Franse versie van zijn naam. In de begintijd verkocht hij ook kleding op afbetaling, waaronder de zogeheten "Coupe Jacques Koop", broeken met extra wijde pijpen.

Een bediende uit de winkel, Chris Duin, woonde bij Jaap in huis. Aanvankelijk was hun relatie zo goed dat Jaap voornemens was zijn zaak aan hem over te doen, maar op een gegeven moment keken zij elkaar een paar jaar lang niet meer aan. Op een avond kregen zij flinke ruzie met elkaar en dreigde Jaap het hele pand met winkel en woning aan zijn broer Joost Koop te verkopen. Hij voegde toen meteen ook de daad bij het woord en liep naar Joost, die aan de overkant van de Breestraat woonde, en maakte de koop rond.

Joost had zelf al een goedlopende drankenhandel dus hij kocht de kledingzaak waarschijnlijk voor zijn zoon Jacques Koop, die de winkel succesvol wist voort te zetten en later ook een filiaal opende aan de Barteljorisstraat 5 in Haarlem. Later woonde Jacques Koop lange tijd in het villadorp Aerdenhout.

Ondertussen was Jaaps medewerker Chris Duin in 1948 een eigen herenmodezaak in Beverwijk begonnen, die nog tot 2017 onder zijn naam bestond.





De Breestraat in Beverwijk, met rechts op nummer 138
de heren- en jongenskledingzaak van Jaap Koop
(Prentbriefkaart, ca. 1955)

Nadat Jaaps neef Jacques Koop de kledingzaak had overgenomen, werd het winkelpand enkele keren grondig gemoderniseerd, zoals op de volgende foto's te zien is:



De herenmodezaak Jacques Koop aan de Breestraat in mei 1960
(foto: Beeldbank Noord-Hollands Archief)




De modezaak Jacques Koop in 1967, na modernizering van de
buitengevel en sloop van de naastgelegen panden in 1962
(foto: Beeldbank Noord-Hollands Archief)




De modezaak Jacques Koop aan de Breestraat in april 1973
(foto: Beeldbank Noord-Hollands Archief)




Wonend in Beverwijk

In Beverwijk woonde Jaap Koop aan de Breestraat 29, in een van de voormalige herenhuizen genaamd "In De Hollandsche Maagd", gelegen tegenover de Molenstraat, de huidige Zeestraat. Hij woonde daar alleen, wat hij soms wel eens eng vond. Daarom liet hij geregeld zo rond 11 en 12 uur 's avonds surveillerende politieagenten op de koffie komen.

Dit huis heeft hij uiteindelijk goed verkocht aan de plaatselijke R.K. Land- en Tuinbouwbank, die in het pand ernaast zat. De directeur daarvan, De Ruijter Sr., had wel interesse in het pand van Jaap. Zodoende kwam hij met twee anderen bij hem langs en zij betaalden direct de honderdduizend gulden die Jaap vroeg. Dit bedrag werd echter niet contant uitbetaald, maar in de vorm van een lijfrente bij deze bank.




De Breestraat met rechts van het midden de herenhuizen
genaamd 'In De Hollandse Maagd', hier rond 1900


Naar Amsterdam en Haarlem

Jaap verhuisde toen in augustus 1956 naar de Johannes Verhulststraat 82hs in Amsterdam. Als alleenstaande voelde hij zich daar echter tamelijk eenzaam. Na een operatie vertrok hij in april 1957 naar de Barteljorisstraat 34 rood in Haarlem. Uit Alkmaar kende hij Piet Stokman nog, die in Haarlem een pension had boven de modezaak Kreymborg op de hoek van de Grote Markt en de Barteljorisstraat. Hier kwam hij in de kost wonen op de derde verdieping, die hij met zijn grote meubels zeer fraai inrichtte.

In 1957 leerde Jaap hier de ongeveer 27-jarige Gé Hendrikse kennen, wiens vader aan de Binnenweg 62 in Heemstede een schildersbedrijf had. In de jaren die volgden gingen Jaap en Gé vaak samen naar Amsterdam om bij antiekwinkeltjes op zoek te gaan naar aardige koopjes. Ook gingen ze dan langs cafés en bezochten ze het COC, dat in die jaren onder de naam De Schakel een zeer populaire dancing voor homoseksuelen had. Volgens Gé was Jaap in die tijd best een wilde man, wat men op het eerste gezicht niet zou zeggen, gezien zijn toch wat statige voorkomen.




Sociëteit De Schakel van het COC aan
de Korte Leidsedwarsstraat 49 in Amsterdam
(klik op de foto voor een achtergrondreportage)


Jaaps homoseksualiteit, of zoals men toen zei: homofilie, was in de familie algemeen bekend, maar vormde nooit echt een probleem. De familie Koop was van oudsher goed katholiek, maar altijd wel op een relatief tolerante manier. Voor de familie was geslaagd zijn in de maatschappij vaak het belangrijkste criterium, en daar kon Jaap Koop wel aan voldoen. De rest was dan vaak wat minder belangrijk.


Naar Westfriesland

Omdat Jaap zelf geen auto reed, hij was immers al 72, kwam het vaak voor dat hij in de weekeinden met Gé, die een auto had van het schildersbedrijf van zijn vader, naar Westfriesland reed. Met name wilde Jaap naar Medemblik. Daar ging hij dan langs de Nieuwstraat en het "Achterommetje" waar zijn vereerde vader Jacob Koop had gewoond.*

Vaak werden ook de broers Schouten bezocht. Dit waren de zonen van Krijn Schouten, die nog bevriend was geweest met Jaaps vader. Deze broers waren rijke landbouwers die een fraai pand aan de Haven van medemblik bewoonden. Als trotse en traditionele boeren moesten zij evenwel weinig van Jaaps jonge vriend Gé hebben, die daarom maar buiten moest wachten als Jaap bij hen op visite was.*

Daarnaast ging Jaap Koop ook vaak en graag naar Schagen voor de markten en feesten aldaar en hij hield ook erg van de klederdracht uit die streek. Om die reden liet hij in Beverwijk portretten van zijn (reeds overleden) vader en moeder schilderen, waarbij zijn moeder Maria Besseling werd afgebeeld in Schagense klederdracht, die zij in werkelijkheid echter nooit heeft gedragen. Via Gé Hendrikse zijn deze portretten uiteindelijk terechtgekomen bij Jaaps neef Jacques Koop (XII.BC.b.) in Aerdenhout.*


Jaaps laatste jaren

In 1965 kreeg Jaap echter slaande ruzie met zijn pensionhoudster, waardoor hij binnen een maand uit z'n woning moest vertrekken. Jaap kocht toen een moderne flat aan de Engelandlaan 304 in de Haarlemse nieuwbouwwijk Schalkwijk. Deze flat was niet al te groot, maar met Jaaps grote klassieke meubels toch knus ingericht. Omdat hij al 80 was en dus wel wat ondersteuning kon gebruiken, kwam de toen 35-jarige Gé Hendrikse bij hem inwonen.

Op een gegeven moment kreeg Jaap hier last van een open been, dat maar niet wilde genezen. Zijn huisarts, dr. Pinxter, liet het maar op zijn beloop, totdat zijn broer Joost aandrong op ziekenhuisopname. Toen was het echter snel afgelopen en overleed Jaap Koop op 24 maart 1970, 84 jaar oud. Op 27 maart vond een traditionele katholieke uitvaartmis plaats in de Sint Bavokerk aan de Herenweg in Heemstede, waarna hij werd begraven op het daarachter gelegen kerkhof Berkenrode. Zijn graf kreeg een platte zwartmarmeren steen met daarop alleen zijn naam en zijn geboorte- en sterfdata.

Jaap was aanvankelijk van plan geweest om al zijn bezittingen aan andere mensen na te laten, wat ook gebeurde met enkele huizen die hij nog bezat. Het was echter de notaris, of zijn zaakwaarnemer J.N. De Ruijter jr. (die zijn vader was opgevolgd als directeur van de R.K. Land- en Tuinbouwbank te Beverwijk), die Jaap overhaalde om de flat en de hele inboedel na te laten aan Gé Hendrikse, die hem immers tot het laatst toe verzorgd had.* Aldus geschiedde. Later verhuisde Gé naar Heemstede, waar het pompeuze oude bankstel van Jaap Koop, voorzien van het wapen van Medemblik, zo'n 30 jaar later nog stond.








XI.B.d. JAN (Johannes Jacobus) KOOP

Metselaar en tegelzetter te Schagen, vanaf 1934 conciërge, stoker en aannemer te Amsterdam (lees meer)

Zoon van Jacob Koop en Marie Besseling
Geboren te Medemblik op 2 juni 1889
Overleden te Amsterdam op 7 februari 1974 (84 jr.)

Gehuwd te Schagen op 25 augustus 1920 met:
Geertje (Geertruida Elisabeth) Post
Dochter van kleermaker Anthonie Post en Elisabeth J. Kranenburg
Geboren te Schagen op 20 september 1893
Overleden te Amsterdam op 6 februari 1972 (78 jr.)

Kinderen uit dit huwelijk:

1. Jacobus Johannes (Jacques)
Geboren te Schagen op 14 juli 1921 (XII.BB.a.)

2. Anthonie Jozef (Ton)
Geboren te Schagen op 17 september 1922 (XII.BB.b.)

3. Marie Bets (Rietje)
Geboren te Schagen op 20 december 1923
Overleden te Amsterdam op 11 december 1961 (37 jr.)
Begraven aldaar op 15 december op het RK-kerkhof St. Barbara.

4. Bernardus Anthonius (Ben)
Geboren te Schagen op 15 januari 1927
Plotseling overleden te Amsterdam op 23 juni 1947 (20 jr.)
Ongehuwd.

5. Elizabeth Geertruida
Geboren te Schagen op 26 juli 1928
In 1950 vertrokken naar Auckland in Nieuw-Zeeland, vervolgens naar Oregon in de Verenigde Staten en tenslotte naar Sydney in Australië
Gehuwd met dhr. Vonk, doch later weer van hem gescheiden.
Uit dit huwelijk: 1 zoon en 1 dochter.

6. Geertruida Elizabeth
Geboren te Schagen op 4 januari 1930
In 1955 vertrokken naar Bromley in Groot Brittanië

7. Jozef Theodorus (Joost)
Geboren te Schagen op 29 december 1933 (XII.BB.c.)


Jan Koop was aanvankelijk metselaar en tegelzetter in Schagen, waar hij vlak naast zijn zuster To en haar man Niek Snaas woonde. In de crisisjaren kwam hij via zijn broer Jaap Koop in contact met een rijke aannemer, die hem rond 1934 een vaste baan gaf als conciërge in een van diens nieuw gebouwde flatgebouwen in Amsterdam. Jans vrouw Geertje begon toen een sigarenzaak.*

Via ene Theo Waaijer kon Jan Koop ook een huis krijgen in Amsterdam, mogelijk was dat de woning aan de Adolf van Nassaustraat 23 hs waar hij tot 1960 woonde. Daarna verhuisde hij naar de Adolf van Nassaustraat 17 II. Theo Waaijer was een metselaarsknecht uit Medemblik die met geld van Jans vader Jacob Koop een eigen bedrijf was begonnen dat zeer goed liep. Uiteindelijk bezat Waaijer zo'n 1000 huizen in Amsterdam, trouwde met een vrouw uit de familie Kreymborg en kwam in Aerdenhout te wonen. Hij bleef bevriend met Jans broer Jaap.*

Jans grote hobby was fotografie en zodoende trad hij op als strandfotograaf in Callantsoog, waar hij op een motorfiets naar toe ging om daar foto's te maken van de strandgasten. Ook legde hij belangrijke momenten in de familie vast en stuurde hij familieleden vaak eigengemaakte kerstkaarten.* Desondanks gold Jan als een buitenbeentje in de familie.

Na het overlijden van zijn vrouw Geertje Post in 1972 raakte Jan naar verluidt aan de drank en ging hij snel achteruit. Jan Koop overleed precies twee jaar later, 87 jaar oud.


Heeft u meer informatie over leven en werk van Jan Koop?
Mailt u dan even naar p.j.f.koop@quicknet.nl






XI.B.e. AAD (Adrianus Jacobus) KOOP

In 1913 geëmigreerd naar de Verenigde Staten van Amerika, aldaar veehouder en vervolgens medewerker bij een vleesverwerkingsbedrijf in de staat Iowa en tenslotte gepensioneerd in Californië (lees meer)

Zoon van Jacob Koop en Marie Besseling
Geboren te Medemblik op 26 januari 1891
Overleden te Los Angeles, Californië, op 12 juni 1975 (84 jr.)

Gehuwd (1) te Waterloo, Iowa, op 24 september 1918 met:
Mary Gaede
Dochter van Ludwig/Louis Gaede en Emilie/Amanda Bartelt/s
Geboren in 1883
Overleden in 1938 (55 jr.)

Gehuwd (2) rond 1940 met:
N.N.

Uit beide huwelijken geen kinderen.


Emigratie

Blijkens het bevolkingsregister vertrok Aad Koop op 21 november 1906 vanuit Medemblik naar Hoorn. Hij was toen pas 15 jaar en zal daar vermoedelijk een baantje hebben kunnen krijgen.



Aad Koop vóór zijn vertrek naar de VS
(datum en plaats onbekend)


In 1913 zette Aad een grote stap en emigreerde naar de Verenigde Staten. Op 1 maart van dat jaar scheepte hij zich in Rotterdam als tweede klas passagier in aan boord van het transatlantische schip SS Rotterdam van de Holland-Amerika Lijn (HAL). Dit in 1908 gebouwde stoomschip was van dezelfde generatie als de beroemde Titanic en jarenlang het grootste schip van de Nederlandse koopvaardijvloot.




Na een zeereis van 10 dagen kwam de SS Rotterdam op 10 maart 1913 aan in New York, waar alle emigranten uit Europa vervolgens op Ellis Island geregistreerd werden. Deze registers zijn bewaard gebleven en leveren enkele interessante details op:

Over Aad Koop vermeldt het register dat hij bij aankomst 22 jaar oud was en van beroep slager - mogelijk omdat hij, zoals vele immigranten, in de vleesverwerkingsindustrie aan werk hoopte te komen. Hij was afkomstig uit Schagen en als naaste familielid in het land van herkomst gaf hij zijn broer A. Koop, wonend aan de "Gaarderweg" in Hilversum, op.



Fragment uit het register van immigranten van Ellis Island, blad 1
Met op regel 3 de gegevens van Aad Koop bij aankomst in de Verenigde Staten
(bron: www.ellisisland.org - klik op de afbeelding voor een vergroting)


Het register vermeldt verder dat Aad Koop als zijn bestemming het plaatsje Princeburg (tegenwoordig geschreven als Prinsburg) in de staat Minnesota had opgegeven. Prinsburg was één van de vele plaatsen in staten als Michigan, Wisconsin, Minnesota en South-Dakota waar zich vanaf het midden van de 19e eeuw talloze immigranten uit Europa vestigden. Prinsburg behoorde tot de plaatsen waar een goed voorzieningenniveau was en dan ook mensen uit vele landen aantrok.

Uit het tweede blad van het register van Ellis Island blijkt dat Aad Koop aangaf dat hij in Prinsburg reeds ene J. Vlaar kende (mogelijk gaat het hierbij om Jan Vlaar, die in 1905 op 20-jarige leeftijd als boer vanuit Andijk in New York aankwam en van plan was naar Westphal in Ontario te gaan). Er staat ook dat Aad zijn overtocht zelf betaald had en in het bezit was van 60,- US Dollar aan contant geld. Voorts was hij 5 feet en 4 inches (oftewel ongeveer 1,62 meter) lang en had hij blond haar en grijze ogen.



Fragment uit het register van immigranten van Ellis Island, blad 2
Met op regel 3 de gegevens van Aad Koop bij aankomst in de Verenigde Staten
(bron: www.ellisisland.org - klik op de afbeelding voor een vergroting)


Nadere details over het leven van Aad Koop zijn in mei 2016 aan het licht gebracht door Barend Bode uit Giessenburg. Een voor het onderzoek belangrijke ontdekking was dat Aad al vrij snel zijn naam veramerikaniseerd heeft en zich Art J. Koop noemde. De uitspraak van Art komt dicht in de buurt van Aad, hoewel Art eigenlijk de verkorte vorm van Arthur is, en Aad's officiële naam Adrianus was.

Blijkens de gegevens van de Iowa State Census, een volkstelling die destijds regelmatig op staats- en federaal niveau gehouden werd, woonde "Arthur Koop" in 1915 in Sumner, een plattelandsgebied in Bremer County in het noordoosten van de staat Iowa. Hij was 1 jaar woonachtig in deze staat, dus het is mogelijk dat hij tevoren in bijvoorbeeld Prinsburg in Minnesota heeft gewoond.

Uit de Censusgegevens blijkt voorts dat hij toen 23 en nog ongetrouwd was. Hij had 8 jaar lager en 4 jaar middelbaar onderwijs gevolgd. Van beroep was hij farmhand, hulp op een boerderij, waar hij in het jaar 1914 200 US Dollar mee verdiend had. Hij had geen huis in eigendom en als zijn godsdienst werd katholiek vermeld.*



Kaart van Bremer County met de verschillende Townships, 1930
(klik voor een vergroting)


Eerste huwelijk

Aad Koop trouwde op 24 september 1918 in Waterloo, Black Hawk County, Iowa, met Mary Gaede. Aad was 27 jaar en zijn vrouw werd op dezelfde leeftijd geschat, maar was in werkelijkheid al 35, een opmerkelijk leeftijdsverschil.*

Mary was de dochter van Ludwig Gaede (1853-1931) en Emilie Bartelt/s (1856-1934). Ludwig Gaede, die zich in de VS Louis noemde, was een immigrant uit Mecklenburg in Duitsland en een van de pioneer residents van het eveneens in Bremer County gelegen Dayton Township.*

Na zijn huwelijk verhuisde Art Koop kennelijk ook naar Dayton, waar hij bij de United States Census van 1920 geregistreerd werd onder zijn officiële naam "Adrianes J. Koop", zijnde 28 jaar oud en getrouwd met de 30-jarige Mary.* Ook hier wordt zijn vrouw dus weer met een lagere leeftijd vermeld.

Blijkens de Iowa State Census van 1925 woonden Art en zijn vrouw in Franklin of Polk, en volgens de Unites States Census van 1930 in Fremont, wat Townships (plattelandsgebieden) van Bremer County waren. In 1930 werd vermeld dat hij melkveehouder was, in een gehuurd huis op een farm woonde en geen radiotoestel had.

Volgens de overlevering is Mary in een psychiatrische inrichting terechtgekomen en bleef het huwelijk kinderloos. Ze overleed in 1938 op 55-jarige leeftijd. De fraaie grafsteen van "Mary L. Koop" was in 2009 nog aanwezig op de begraafplaats Fremont Cemetery nabij Tripoli in Bremer County:



Grafsteen van Mary L. Koop (1883-1938)
(bron: findagrave.com)


Uit de gegevens van Barend Bode is gebleken dat Aad Koop zich op 27 april 1942 liet registeren ten behoeve van de militaire dienst, iets dat na de aanval op Pearl Harbor in december 1941 verplicht was gesteld voor alle mannen tussen 18 en 65 jaar. Uit het registratieformulier blijkt dat "Art Jacob Koop" toen 50 jaar oud was en woonde op 1343 Longfellow Avenue in Waterloo. Dit is een wat grotere stad die ten zuiden van Bremer County ligt, waar Art Koop eerst woonde.

Gezien zijn leeftijd en buitenlandse nationaliteit zal hij geen actieve militaire dienst hebben verricht. Uit het formulier blijkt ook dat Aad inmiddels weer hertrouwd was, maar de naam van zijn tweede vrouw is niet bekend. Volgens de overlevering zou ook dit huwelijk kinderloos zijn gebleven. Mogelijk overleed zij ergens rond 1950, waarna Aad de gelegenheid had om in 1954 zijn familie in Nederland te bezoeken.



Dienstplichtformulier van Art Koop, 27 april 1942
met zijn eigenhandige handtekening

(klik ter vergroting)


De Rath Packing Company

Het dienstplichtformulier uit 1942 vermeld ook de werkgever van Art Koop: de Rath Packing Company, oftewel Rath's, destijds een van de grootste Amerikaanse vleesverwerkingsbedrijven waar enorme aantallen vee geslacht en tot al dan niet geconserveerde vleesproducten verwerkt werden. Rath's was in het geboortejaar van Aad Koop, 1891, opgericht door een immigrant uit Duitsland.

In de vleesverwerkingsindustrie waren de arbeidsomstandigheden vanoudsher erg slecht en werden immigranten aangetrokken om stakingen te breken. Ook bij de Rath Packing Company was regelmatig arbeidsonrust, met als dieptepunt een staking in 1948 waarbij een vakbondslid om het leven kwam en de Iowa National Guard eraan te pas kwam om de orde te herstellen.



Het complex van de Rath Packing Company in Waterloo, Iowa, ca. 1935

Uitgebreide geschiedenis van Rath's: Bringin' Home the Bacon (pdf)


Dat Aad Koop bij Rath's blijkt te hebben gewerkt komt grofweg overeen met de overlevering in de familie volgens welke hij directeur van een vleesfabriek in Chicago zou zijn geworden. Directeur van de Rath Packing Company was hij dan wel niet, maar het is goed mogelijk dat hij daar een wat betere functie had. Hij zou het redelijk goed gehad hebben, iets waar de onderstaande foto ook op lijkt te wijzen:



Aad Koop in de Verenigde Staten
(datum en plaats onbekend)


Even terug in Nederland

Na de Tweede Wereldoorlog is Aad Koop in elk geval eenmaal, namelijk in 1954, uit Amerika overgekomen. Hij was toen 63 en heeft onder andere een bezoek gebracht aan zijn zuster To en haar man Niek Snaas in Schagen, met wie hij het beste contact onderhield. Via het gezin Snaas zijn dan ook de hier afgebeelde foto's van Aad bewaard gebleven.

Typerend voor de mentaliteit in de familie Koop is de volgende anekdote: toen Aad vanuit de VS aankwam op het treinstation van Schagen vroeg hij daar de weg naar het huis van het gezin Snaas-Koop. Nadat hem dit verteld was, vroeg hij meteen: "zijn ze rijk?".*



Aad Koop (tweede van links) op bezoek bij het
gezin van To en Niek Snaas in Schagen, 1954



Blijkens de Amerikaanse douaneregisters voer "Art J. Koop" terug naar de Verenigde Staten met het toen net nieuwe Nederlandse passagiersschip SS Rijndam. Hij vertrok op 9 juli vanuit Rotterdam, reisde in de toeristenklasse en kwam op 19 juli 1954 weer in New York aan.*


Laatste jaren

Hoe het Art Koop daarna is vergaan is vooralsnog onbekend. Wel is in mei 2016 bekend geworden dat "Art J. Koop" uiteindelijk pas op 12 juni 1975 in Los Angeles overleed, op de respectabele leeftijd van 84 jaar. Over de doodsoorzaak is niets bekend en ook werden geen naaste verwanten vermeld.*

Of Art Koop ook nog een tijdje in Los Angeles zelf heeft gewoond is evenmin bekend, maar het is goed denkbaar dat hij na zijn pensionering naar het zonnigere Californië is verhuisd. Bij zijn familie in Nederland was dit tot nu toe onbekend, dus kennelijk is na zijn overtocht het contact met hen verloren gegaan.


Los Angeles in de jaren '70





XI.B.f. JOOST (Jozef Theodorus) KOOP

Manufacturenkoopman te Schagen en eigenaar van een drankengroothandel te Beverwijk (lees meer)

Zoon van Jacob Koop en Marie Besseling
Geboren te Medemblik op 14 februari 1892
Overleden te Beverwijk op 8 augustus 1987 (95 jr.)
Begraven aldaar op de RK begraafplaats Duinrust.

Gehuwd te Schagen op 14 mei 1918 met:
Johanna Catharina Maria (Jopie) Ranke
Dochter van Jan Ranke en Maria J. de Rot
Geboren te Schagen op 19 juni 1892
Overleden te Beverwijk op 21 juli 1975 (83 jr.)
Begraven aldaar op de RK begraafplaats Duinrust.

Kinderen uit dit huwelijk:

1. Maria Johanna (Mies)
Geboren te Beverwijk op 7 september 1919
Overleden aldaar op 4 augustus 2002 (82 jr.)
Gehuwd te Beverwijk op 3 mei 1947 met:
Petrus Hendrik Antonius (Henk) Kochx
Bloembollenhandelaar en koopman in elektrische artikelen in Beverwijk en Uitgeest; drager van het Verzetsherdenkingskruis.
Geboren te Beverwijk op 20 februari 1920
Overleden te Heemskerk op 28 september 1977 (57 jr.)
Uit dit huwelijk: 5 zonen en 1 dochter.

2. Jan Jacobus (Jan)
Geboren te Beverwijk op 23 oktober 1920 (XII.BC.a.)

3. Catharina Maria (Ineke)
Geboren te Beverwijk op ?
Gehuwd met:
Johannes Willibrordus (Jan) Groot
In 1977 wonend te Beverwijk
Geboren te Zaandam op 11 december 1919?
Uit dit huwelijk: 2 zonen en 3 dochters.

4. Josina Maria Christina (Jos)
Geboren te Beverwijk op 19 juni 1923
Overleden aldaar op 17 december 1985 (62 jr.)
Begraven aldaar op 21 december op begraafplaats Duinrust.
Gehuwd met:
Adolf Cornelis Maria de Wolf
Geboren te Beverwijk op 14 januari 1919
Overleden aldaar op 9 juli 2005 (86 jr.)
Uit dit huwelijk: 3 kinderen.

5. Jacobus Johannes Anthonius (Jacques)
Geboren op 28 maart 1925 (XII.BC.b.)


Levensloop

Over Joost Koop waren aanvankelijk niet heel veel details bekend, maar eigen onderzoek bracht in september 2024 meer informatie aan het licht, met name over zijn drankengroothandel.

Vóór zijn huwelijk werkte Joost eerst samen met zijn broer Jaap in de manufacturenzaak van hun vader Jacob Koop in Schagen. Aldaar trouwde hij op 14 mei 1918 met Jopie Ranke, met wie hij van 1919 t/m 1925 vijf kinderen kreeg: Mies, Jan, Ien, Jos en Jacques:



De kinderen van Joost Koop en Jopie Ranke, ca. 1927
v.l.n.r.: Mies, Jan, Ien, Jos en Jacques



Joost Koop en Jopie Ranke
Tijdens het huwelijksjubileum van
Jacob Koop op 14 oktober 1927


Drankenhandel

Net vóór zijn huwelijk, namelijk op 1 april 1918, was Joost Koop agent van de Amstel Brouwerij uit Amsterdam geworden.* Naar verluidt was het via de man van zijn zus Truus, Jan de Swart (1882-1931), dat hij in de drankenhandel terecht kwam.*

Jan de Swart werd al in 1905 vermeld als bierbottelaar. Hij was begonnen met een klein winkeltje in de Nieuwstraat waar bier en limonade werd gebotteld, wat vervolgens met een hondenkar werd uitgevent in Beverwijk en omstreken.

Later gebeurde dat met paard en wagen vanuit zijn nieuwe winkel aan de Breestraat 63 op de hoek van de Nieuwstraat. Rond 1917 had Jan de Swart ook een filiaal aan de Koningstraat 141 en was de limonade- en bierbottelarij aan de Schans 19 gevestigd.

Nog weer later kwamen er vrachtwagens om de dranken naar de afnemers te vervoeren. Het bedrijf liep naar verluidt als een trein en telde op een gegeven moment twintig knechten. Rond 1918 zal Joost Koop mede-eigenaar van deze bottelarij zijn geworden, want niet veel later stond die bekend als de Firma J.H. de Swart & Co.*



Bieretiket van J.H. de Swart & Co
(Meer etiketten op Bieretiketten.nl)


Jan de Swart overleed echter al in 1931, na een op zich vrij onschuldige medische ingreep, op slechts 49-jarige leeftijd. Zijn vrouw Truus de Swart-Koop bleef als 47-jarige weduwe achter met elf kinderen. Zij overleed uiteindelijk pas in 1984, op de memorabele leeftijd van 100 jaar.

Joost Koop zette het bedrijf toen onder zijn eigen naam voort* en breidde het uit tot een drankengroothandel met diverse bedrijfsgebouwen en een opslagplaats op een terrein aan de Breestraat 173-175. In 1943 stond het als limonadefabriek en wijnhandel J.Th. Koop in het adresboek van Beverwijk vermeld.*

Op onderstaande foto zien we rechts het pand Breestraat 175 met een reclameschildering van de sinaasappellimonade Si-Si en de naam J.Th. Koop. Het lage hek ernaast geeft toegang tot de andere bedrijfsgebouwen en het woonhuis van Joost Koop aan de Breestraat 173, zoals op de tweede foto goed te zien is:



De drankenhandel van Van der Kroon en Koop NV
Bedrijfspand aan de Breestraat 175 in Beverwijk
(foto: Nico van Breemen, 25 december 1974)



De drankenhandel van Van der Kroon en Koop NV
Bedrijfspanden aan de Breestraat 173-175 in Beverwijk
(fotograaf onbekend, ca. 1970)


Naar verluidt was Joost Koop in tamelijk goede doen, zodat zijn drankenhandel kennelijk rendabel was. In 1957 bereikte hij de pensioengerechtigde leeftijd en vermoedelijk was het rond die tijd dat hij een nieuwe compagnon en/of opvolger voor zijn zaak vond, want sinds begin jaren zestig stond deze bekend als drankenhandel Van der Kroon & Koop NV.

In 1972 fuseerde Van der Kroon & Koop NV met de groothandel van firma J.J. Ebmeijer in Zaandam,* waarna het oorspronkelijke bedrijf aan de Breestraat in Beverwijk gestaakt werd. Nadien zijn al die panden gesloopt en vervangen door nieuwbouw.


Laatste jaren

Lange tijd woonden Joost Koop en zijn vrouw aan de Breestraat 173, op het terrein van de drankenhandel, maar in september 1962 verhuisden ze naar een mooie vrijstaande woning aan de Vondellaan 32. Jopie Ranke overleed daar op 21 juli 1975, in de leeftijd van 83 jaar.

Joost Koop overleefde zijn vrouw nog ruim 12 jaar en overleed op 8 augustus 1987, op de hoge leeftijd van 95 jaar. Hij werd bij zijn vrouw begraven op de Rooms-Katholieke begraafplaats Duinrust in Beverwijk.



Grafsteen van Jopie Ranke en Joost Koop
op de RK begraafplaats Duinrust in Beverwijk
(bron: Grafstenenproject Noord-Holland)


Heeft u meer informatie over leven en werk van Joost Koop?
Mailt u dan even naar p.j.f.koop@quicknet.nl





Vervolg: Huidige generaties



P.J.F. Koop © juli 2004


.