- Politiek leefde deze generatie onder koning-stadhouder Willem III en het
2e stadhouderloze tijdperk en maakte zij de 9-jarige oorlog
met Frankrijk (1688-1697) mee.
- Cultureel was zij tijdgenoot van vroege natuurwetenschappers als Antonie van Leeuwenhoek en Christiaan Huygens.
- Economisch deed zich na de Franse inval van 1672-'78 een opleving van de economie voor, die echter na 1702 omsloeg in een neergang.
De landbouw werd in de tweede helft van de 17e eeuw getroffen door een depressie: eerst daalden de prijzen voor graan en daarna die voor zuivelprodukten. Vanwege de bodemgesteldheid was het in Westfriesland echter nauwelijks mogelijk om als alternatief op akkerbouw om te schakelen.
Andere rampen waren de grote dijkdoorbraak van 1675, die grote delen van Westfriesland onder water zette, en muizenplagen in 1678 en 1681. Dit alles leidde ertoe dat kleine boerenbedrijfjes door grotere werden opgekocht. Voordelen waren de lage inkoopprijzen en het lage kindertal in die tijd.
- Cultureel was zij tijdgenoot van vroege natuurwetenschappers als Antonie van Leeuwenhoek en Christiaan Huygens.
- Economisch deed zich na de Franse inval van 1672-'78 een opleving van de economie voor, die echter na 1702 omsloeg in een neergang.
De landbouw werd in de tweede helft van de 17e eeuw getroffen door een depressie: eerst daalden de prijzen voor graan en daarna die voor zuivelprodukten. Vanwege de bodemgesteldheid was het in Westfriesland echter nauwelijks mogelijk om als alternatief op akkerbouw om te schakelen.
Andere rampen waren de grote dijkdoorbraak van 1675, die grote delen van Westfriesland onder water zette, en muizenplagen in 1678 en 1681. Dit alles leidde ertoe dat kleine boerenbedrijfjes door grotere werden opgekocht. Voordelen waren de lage inkoopprijzen en het lage kindertal in die tijd.
Snel naar: Jan Cornelisz - Germent Cornelisz Coop - Jan Sijmonsz Coop - Pieter Simonsz Coop - Pieter Cornelisz Coop - Dirck Claesz Struijver - Jacob Pietersz Coop
- Tak A -
IV.A.a. JAN CORNELISZ
Wonend op Bangaert in het Oostend van Wervershoof
Zoon van Cornelis Jansz Coopes en Marij Germents (zie III.A.a.)
Geboren rond 1625
Overleden na november 1653
Gehuwd te Wervershoof (RK) op 26 februari 1653 met:
Marij Theunis
Geboren ca. 1633
Overleden na 1653
Geboren ca. 1633
Overleden na 1653
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Maria en Bihildis (tweeling)
Gedoopt te Wervershoof op 23 november 1653
Mogelijk is deze Jan Cornelisz dezelfde persoon als Jan Cornelisz Coop(es), die van 1629 t/m 1647 in diverse bronnen wordt vermeld als procureur te Abbekerk. Indien dat het geval is, dan kan hij vermoedelijk rond 1650 naar Wervershoof zijn gekomen en daar wat later met Marij Theunis zijn getrouwd. Dit lijkt te worden bevestigd door het feit dat in 1651 ene Jan Cornelisz Coops alias Bordingh wordt vermeld als procureur te Wervershoof. Een Jan Cornelisz Bording wordt in 1654 vermeld als paardenkoper en herbergier te Enkhuizen en in 1659 te Medemblik.
IV.A.b. GERMENT CORNELISZ COOP alias PAARDEKOOPER
Veehouder en -handelaar aan de Lagedijk/-weg te Wervershoof
Zoon van Cornelis Jansz Coopes en Marij Germents (zie III.A.a.)
Geboren te Wervershoof rond 1625
Overleden aldaar tussen 14 maart 1680 en 11 februari 1681 (ca. 55 jr.)
Gehuwd te Wervershoof (RK) op 26 januari 1660 met:
Aeff Dirks
Geboren ca. 1640
Overleden na 1681 (ca. 45 jr.)
Geboren ca. 1640
Overleden na 1681 (ca. 45 jr.)
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Maria
Gedoopt te Wervershoof op 17 december 1660
2. Cornelius
Gedoopt te Wervershoof op 4 september 1663
3. Susanna
Gedoopt te Wervershoof op 16 juli 1665
Overleden vóór oktober 1669
4. JoannesOverleden vóór oktober 1669
Gedoopt te Wervershoof op 17 augustus 1666
5. Susanna
Gedoopt te Wervershoof op 28 oktober 1669
Overleden vóór augustus 1672
6. SusannaOverleden vóór augustus 1672
Gedoopt te Wervershoof op 13 augustus 1672
7. Maria
Gedoopt te Wervershoof op 21 februari 1674
8. Margaretha
Gedoopt te Wervershoof op 20 mei 1676
9. Gertrudis
Gedoopt te Wervershoof op 11 oktober 1677
Naam en beroep
Germent Cornelisz Coop komt in diverse notariële aktes voor, waarin hij steeds Germendt Cornelisz Paardekooper genoemd wordt. Hij ondertekent dan echter slechts met "germent cornelis" zonder nadere achternaam.
Zijn alias Paardekooper geeft aan wat kennelijk Germents beroep was, namelijk het kopen en verkopen van paarden. Destijds werden paarden voornamelijk door boeren gefokt, sommige deden dat speciaal voor de handel, andere voor eigen gebruik, waarbij dieren die overtollig waren verkocht werden.
De paardenhandel
Nederlandse boeren die paarden fokten zijn eigenlijk altijd meer handelaar dan fokker geweest. Zij bezochten dan ook graag de markten. Wie zichzelf niet voldoende bekwaam achtte om op een markt te kopen, lieten de handel over aan een handelaar, die de dieren verkocht of - indien men een nieuw paard zocht - er een op de markt of ergens "aan huis" kocht.
Ook waren er "commissionairs", die als een soort makelaar optraden en overal paarden die te koop waren wisten te staan. De meeste paardenhandelaren waren knappe paardenkenners, zelfs de minder betrouwbaren onder hen en ook de zgn. scharrelaars. Omdat lang niet iedere paardengebruiker ook tevens een kenner was, werd er van hun ondeskundigheid nogal eens misbruik gemaakt, waardoor de paardenhandelaar een slechte naam kreeg.
Sommige handelaren leidden een rusteloos leven. Zij reisden tussen hun woonplaats en de paardenmarkten en fokkers of gegadigden heen en weer. Tweedehandspaarden die in goede handen waren geweest konden meer waard zijn dan "nieuwe" paarden. Er waren echter allerhande trucs en middeltjes om oude en versleten paarden een beter voorkomen te geven. Vooral Sinti en Roma waren hier bedreven in, ondanks dat zij uitstekende paardenkenners waren.
Paardenmarkten werden verspreid over geheel Nederland gehouden, veelal gecombineerd met een veemarkt, maar ook werden er wel markten gehouden waar uitsluitend paarden aangevoerd werden. De belangrijkste paardenmarkten in Noord-Holland waren Purmerend en Schagen, maar ook in Alkmaar worden op de veemarkt paarden verhandeld.
Germents activiteiten
Op 3 februari 1672 taxeerde Germent Cornelisz Paardekoper samen met Louw Dircksz en Cornelis Pietersz Ruijter diverse landerijen.* Louw Dircksz was de broer van zijn vrouw, Cornelis Pietersz Ruijter was een broer van Adriaan Pietersz Ruijter die gehuwd was met een tante van Marij Pieters Laen. Haar broer IJsbrand Pieters Laen was weer gehuwd met een dochter van Louw Dircksz.
Op 16 februari 1678 kocht Germent enkele kalveren voor een totaalbedrag van 250 gulden. Deze aktes ondertekende hij met "germent cornelis".*
Op 11 februari 1681 verkocht Louw Dirkcsz namens zijn zuster Aeff Dircks diverse koeien en kalveren die bij haar op stal stonden voor 300 gulden. Aeff Dircks ondertekende met een merk, getuigen waren Aerjen en Cornelis Pietersz Ruijter.
IV.A.c. JAN SIJMONSZ COOP
Wonend te Wognum in 1682
Zoon van Symon Jansz Coop (zie III.A.c.)
Geboren te Wognum vóór 1662
Overleden na 1682.
Jan Sijmonsz Coop wordt in een notariële akte van 20 februari 1682 vermeld als getuige bij de boedelscheiding van zijn buurvrouw Trijn Jans.
In het kohier van het zout-, zeep-, heren- en redemptiegeld, een lokale belasting in Wognum uit hetzelfde jaar, wordt voor Jan Sijmonsz Coop vermeld: man, vrouw en geen inwonende kinderen en "Capitalist", dat wil zeggen dat zijn vermogen tussen de 1000 en 2000 gulden lag.
IV.A.d. PIETER SIMONSZ COOP
Vermoedelijke wonend te Wognum
Zoon van Symon Jansz Coop (zie III.A.c.)
Geboren te Wognum vóór 1643
Overleden na 1663
Gehuwd te Hoorn op 6 oktober 1663 met:
Marie Claes
Jongedochter uit Hoorn
Jongedochter uit Hoorn
Vermoedelijk uit dit huwelijk:
1. Simon Pietersz Coop
Geboren vóór 1675 (zie V.A.a.)
Het bestaan van Pieter Simonsz Coop is pas begin 2015 naar voren gekomen uit onderzoek van Peter Nan, die de inschrijving van zijn huwelijk met Marie Claes in 1663 in de archieven vond. Pieter Simonsz Coop vormt nu de meest waarschijnlijke link tussen zijn vader Symon Jansz Coop (III.A.c.) en zijn zoon Simon Pietersz Coop (V.A.a.), die beiden vermoedelijk in Wognum woonden.
Voordat Pieter Simonsz Coop bekend was, was de veronderstelling dat Simon Pietersz Coop de zoon van Pieter Jacobsz Coop alias Waart (III.D.a.) uit Binnenwijzend was. Bij gebrek aan bronnen uit die plaats en die periode was dit echter altijd een vrij zwakke link. De nieuwe familierelatie is, mede gezien de woonplaatsen, een heel stuk waarschijnlijker.
Vooralsnog zijn er geen andere gegevens over Pieters Simonsz Coop bekend.
Inschrijving van het huwelijk van Pieter Simonsz Coop en Marie Claes
(Hoorn, DTB-boeken, inv.nr. 101, folio 152a - Klik voor een vergroting)
- Tak B -
IV.B.a. PIETER CORNELISZ COOP
Wonend aan de Lagedijk te Wervershoof, waarschijnlijk in 1680 met onbekende bestemming vertrokken.
Zoon van Cornelis Dircksz Coop en Griet Pieters Spruijt (zie III.B.a.)
Gedoopt te Wervershoof op 11 september 1655
Overleden na maart 1680
Geen huwelijk en nakomelingen bekend.
Weeskind
Pieter Cornelisz Coop werd geboren als enigs kind van Cornelis Dircksz Coop en Griet Pieters Spruijt. Hij werd gedoopt in Wervershoof op 11 september 1655, waarbij zijn grootmoeder van vaderszijde, Griet Germents, optrad als meter. Een meter en een peter zijn niet alleen doopgetuige, maar worden ook geacht garant te staan voor een katholieke opvoeding van het betreffende kind.
Nog vóór 1661 kwamen allebei zijn ouders te overlijden. De circa 6-jarige Pieter kwam toen onder de voogdij van zijn oom Claas Dirksz, de broer van zijn vader (zie III.B.b.). Het vermogen van de wees kwam onder toezicht te staan van de Weeskamer te Medemblik, die uit 3 schepenen van het gerecht bestond. Zij benoemden vervolgens Dirk Jansz en Cornelis Jansz tot voogden.
Onderwijl had Pieter van zijn grootmoeder van moederszijde, Geert Claes, een graslandje geërfd. Bij testament had zij bepaald dat de opbrengsten van dit landje bestemd waren voor Pieters opvoeding. In 1662 verkochten de voogden dit graslandje voor 500 gulden aan de weduwe van dominee Paulus Pruijst.
Naar oom Claas
Op 26 februari 1663 verschenen oom Claas Dirksz en de voogden van Pieter op het raadhuis te Medemblik waar zij in een akte lieten vastleggen dat Pieter bij zijn oom Claas Dirksz zou gaan wonen en dat deze hem tot en met zijn 18e jaar zou "versorgen van cost ende dranck, voorts cledinge van linnen en wollen eerl. naer zijn staet ende conditie, oock te laeten leren lesen en ijets schrijven zoo dat behoirt".*
Mocht oom Claas komen te overlijden dan zou grootmoeder Griet Germents, die dus nog in leven was, voor de opvoeding zorg dragen. Voor de kosten daarvan waren de vruchten van genoemde 500 gulden beschikbaar. Dit bedrag werd een maand later door de Weeskamer tegen rente uitgezet bij Trijn Claes, wonend in de Witte Winthont in de Thuijnstraet te Medemblik.
Later zou dat bedrag in delen bij anderen worden uitgezet in de vorm van obligaties. Wie geld wilde lenen moest dat indertijd bij gebrek aan banken namelijk onderling doen; wanneer dit geregistreerd werd kon de lening worden overgedragen en heette het een obligatie. De volgende jaren woonde Pieter, inmiddels 8 jaar oud, in Driehuijs bij zijn oom Claes Dircks, die echter ongeveer 3 jaar later, rond 1666 al overleed.
Wervershoof met de hervormde kerk en een woonhuis
(tekening met pen en penseel uit 1744 - klik ter vergroting)
(tekening met pen en penseel uit 1744 - klik ter vergroting)
Voogdijrekeningen
Vanaf 1667 zijn de rekeningen die de voogden van hun bewind moesten afleggen voor de Weeskamer bewaard gebleven. Daarin zijn vele interessante details te vinden. Bijvoorbeeld voogd Jan Jansz Dam die in 1666 voor 7 Gulden en 10 stuivers een doodskist kocht, in het "sterffhuijs" 81 Gulden, 2 stuivers en 8 penningen aantrof en in het volgende jaar op een veiling dat huis voor ƒ 513,0,0 en meubelen en kleren voor ƒ 359,15,4 verkocht.
Pieters ouders waren al eerder overleden, dus de doodskist zal bestemd zijn geweest voor zijn grootmoeder Griet Germents. Het is niet waarschijnlijk dat hij uit zijn geld de kist voor zijn, eveneens rond die tijd overleden, oom heeft betaald. Met het sterfhuis wordt hoogstwaarschijnlijk het ouderlijk huis van Pieter bedoeld waar Griet Germents was blijven wonen en waarvan hij de enige erfgenaam was.
De toen 12-jarige Pieter woonde als het goed is nog bij zijn tante Marij Jacobs. Werd de huur van haar huis uit Pieters geld betaald wanneer de rekening van de voogden in 1667 vermeldde: "bet. aen germent Corn: van huijshuur ƒ 22.0.0"?
Voogd Germent Coop
In 1669 overleed Jan Jansz Dam en werd Germent Cornelisz, wonend te Wervershoof, benoemd tot de voogd die de periodieke rekening moest afleggen. Hij bleef dit tot het einde van de voogdij in 1680, toen Pieter 25 jaar en dus volgens de toenmalige normen meerderjarig was.
Deze Germent noemde zich vanaf 1672 in de voogdijrekeningen "Germent Coop", maar in notariële akten staat hij vermeld als Germent Cornelisz Paardekooper (zie IV.A.b.). Hij is relatief verre familie, namelijk een zesde graads achterneef van Pieter. Desondanks hadden beiden 11 jaar lang een nauwe relatie en benoemde Pieter hem in 1680 zelfs tot zijn enig erfgenaam.
Blijkens de voogdijrekeningen woonde Pieter in 1668 bij Crijn Pietersz; aan hem werd namelijk "Costgelt" betaald. Voor 1669 bedroeg het kostgeld bijv. ƒ 67,0,0. Vanaf 1671 wordt kostgeld betaald aan Jan Bordingh, bij wie hij dan ook woonde. Is deze Jan Bordingh mogelijk dezelfde persoon als Jan Cornelisz Coops, genaamd Bording te Wervershoof en/of als Jan Cornelisz Bordingh die in 1654 genoemd werd als waard en paardenkoper te Enkhuizen (een paardenhandelaar net als Germent Cornelisz)?
Een arm weeskind was Pieter in elk geval niet: hij bezat de 500 gulden van het geërfde graslandje en, als enig erfgenaam van zijn ouders, de opbrengst van zijn ouderlijk huis met inboedel, ter waarde van ca. 900 gulden. Zijn voogden belegden dit geld in obligaties en Pieter kon leven van de rente. De uitgaven die de voogden voor hem deden beliepen tussen de 70 en 150 gulden per jaar en die konden betaald worden uit de rente-inkomsten van gemiddeld 100 gulden per jaar.
Inschrijving bij de weeskamer van Medemblik
Met het begin van een opsomming van de obligaties waarin het
geld van Pieter Cornelisz Coop belegd was, 12 november 1674.
(klik ter vergroting)
Met het begin van een opsomming van de obligaties waarin het
geld van Pieter Cornelisz Coop belegd was, 12 november 1674.
(klik ter vergroting)
Allerlei uitgaven
De grootste uitgavenpost was het kostgeld. Pieter zelf kreeg jaarlijks een paar gulden "buydelgelt" van zijn voogd. Uitgaven die geregeld terugkeerden waren bijvoorbeeld: "schoenen en klompen ƒ 2.4.0", "schoenlapper ƒ 0.8.0" en "aen 2 paer kousen ƒ 1.12.0". "Kousenbant" werd gekocht bij Olphert Lakeman voor ƒ 1.19.0. Ook komen voor: "een paer wanten ƒ 0.8.0", "een hoet ƒ 2.0.0.", "kleeremaecker ƒ 1.18.0" en "verscheijden kleijnigheden ƒ 5.3.0".
Korte tijd bezocht Pieter de school in Wervershoof: in 1671 werd ƒ 1.2.0 aan schoolgeld betaald. Schoolmeester Jacob Roosekrans, tevens de notaris te Wervershoof, was degene die hem lezen en schrijven leerde. Ook Pieters neefje Dirk leerde bij dezelfde meester schrijven: zowel de meester als de leerlingen hadden dezelfde schrijfwijze. Onder zijn testament van 1680 kon Pieter dan ook eigenhandig zijn handtekening zetten.
Op 12 november 1674 werd door de gerechtssecretaris volgens opdracht van de Weeskamer een lijst opgesteld van het vermogen van Pieter, die toen 19 jaar oud was. Er bleken negen obligaties te zijn met een gezamenlijke waarde van maar liefst 1350 gulden.* Ter vergelijking van genoemde bedragen: het gemiddelde jaarinkomen van een boer was toen meest niet hoger dan 300 gulden, terwijl een landarbeider jaarlijks hooguit 150 gulden verdiende.
Rond die tijd woonde Pieter nog bij Jan Bordingh, maar binnen enkele jaren zou hij een eigen huis betrekken op de Lagedijk te Wervershoof: het geld was in ieder geval aanwezig. Op 29 januari 1680, het jaar waarin hij 25 jaar en dus meerderjarig werd, legden de voogden Germent Coop en Aerjen Heddesz hun laatste rekening af en werd Pieter financieel zelfstandig.
Testament
Reeds twee maanden later, op 14 maart 1680, "des avonts de klock vijff ueren", liet Pieter door notaris Jacob Roosekrans zijn testament opmaken wegens "de kort en brosh[eid]z. van 's menschen leven, de seeckerh[eid]z. des doots, ende de onseeckere ure van dien" en "als mede de gevaarlikh[eid]z. van de reijse, op de welcke hij van meninge is hem selven wederom te begeven".*
Tot zijn enige en algehele erfgenaam benoemde hij Germent Cornelisz Coop alias Paardekooper of in geval van vooroverlijden diens kinderen. Kennelijk had Pieter met hem een nauwere band dan met zijn neefje Dirk, die juridisch gezien zijn meest naaste bloedverwant was.
25 is vrij jong om een testament te maken, maar dat kwam destijds vaker voor als iemand bijvoorbeeld op het punt stond om uit te varen. Begunstigden waren dan gewoonlijk ouders of broers en zusters. Het is niet waarschijnlijk dat Pieter als leerling met de VOC mee ging, dat was namelijk alleen voor arme (wees)kinderen. Wellicht betrof het een gevaarlijke reis op de Europese vaart, maar niet als schipper, want hun namen zijn allemaal bekend.
Pieter was op dat moment nog niet getrouwd, wat het makkelijker gemaakt zal hebben om (gevaarlijke) reizen te ondernemen. Waar zijn laatste reis heen ging en of hij die heeft overleefd is onbekend: sindsdien is er van Pieter Cornelisz Coop namelijk niets meer vernomen.
IV.B.b. DIRCK CLAESZ STRUIJVER
Veehouder te Wervershoof op Munnikij en aan de Lagedijk op de dam
Zoon van Claes Dircksz en Marij Jacobs (zie III.B.b.)
Gedoopt te Wervershoof op 21 oktober 1665
Begraven aldaar op 24 april 1728 (62 jr.)
Gehuwd te Wervershoof (RK) op 4 augustus 1692 met:
Marij Pieters Laen
Weduwe van Jacob Pietersz
Dochter van veehouder Pieter Aerjensz Laen en Trijn Jans
Gedoopt te Wervershoof op 10 mei 1669
Overleden aldaar na 1705.
Weduwe van Jacob Pietersz
Dochter van veehouder Pieter Aerjensz Laen en Trijn Jans
Gedoopt te Wervershoof op 10 mei 1669
Overleden aldaar na 1705.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Petrus
Gedoopt te Wervershoof op 22 augustus 1693
Overleden vóór augustus 1696
2. CatharinaOverleden vóór augustus 1696
Gedoopt te Wervershoof op 9 februari 1695
Overleden vóór oktober 1703
3. MariaOverleden vóór oktober 1703
Gedoopt te Wervershoof op 9 februari 1695
4. Petrus
Gedoopt te Wervershoof op 11 augustus 1696
5. Nicolaus (Claas)
Gedoopt te Wervershoof op 13 april 1699 (Zie V.B.a.)
6. Cornelius
Gedoopt te Wervershoof op 11 juli 1701
7. Catharina
Gedoopt te Wervershoof op 8 oktober 1703
8. Jan
(mogelijk ongedoopt) overleden te Wervershoof in oktober 1705
Naam
Dirck Claesz Struijver voerde een opmerkelijke achternaam, die maar heel weinig voorkomt en waarvan de herkomst vooralsnog onbekend is. Het oude woord struiven kan onder meer weerstreven, weerbarstig betekenen, zodat Struyver een bijnaam voor een weerbarstig persoon zou kunnen zijn.
Opmerkelijk is dat te zelfder tijd in het nabijgelegen Driehuijs iemand woonde die ook deze naam droeg: Jacob Cornelisz Struijver. Van hem is slechts bekend dat hij op 27 december 1661 geboren werd als het eerste kind van Cornelis Jacobsz en Cornelisje Pieters uit Driehuijs.
Deze Cornelisje Pieters was een tante van de vrouw van Cornelis Pietersz Laen alias Coopman. Het is onbekend of dit familie is van de familie Coop, maar het is niet uitgesloten dat genoemde Cornelis Jacobsz een zoon zou kunnen zijn van Jacob Jansz Coop(es) uit Wognum. Wegens het ontbreken van schepentrouwboeken uit het jaar dat Cornelis Jacobsz trouwde (1660), is over zijn herkomst vooralsnog niets te zeggen.
Vrouw
Marij Pieters Laen was de jongste van 15(!) kinderen van veehouder Pieter Adraensz Laen en Trijn Jans, die aan de Noorderdijk woonden, eerst 2 jaar op Munnikij, toen 10 jaar op Krimpen en tenslotte weer op Munnikij. Bij de verdeling van haar ouders' erfenis in 1687 erfden haar broers en zusters elk een perceel grasland, terwijl zijzelf samen met haar zuster Aafje het ouderlijk huis aan de Noorderdijk bij Munnikij met koeien, schapen, gereedschap en een melkschuit erfde. Bovendien kreeg Aafje nog 100 en Marij 200 gulden.
Op 17 januari 1689 huwde Marij met Jacob Pietersz uit het even verderop gelegen Driehuijsen. Hij trok bij haar in huis en samen kregen zij één kind dat op 6 april 1690 gedoopt werd met de naam Jacobus. Niet lang daarna moet Jacob Pietersz zijn overleden, want op 4 augustus 1692 hertrouwt Marij Laen met Dirck Struijver. In het katholieke trouwboek werd daarbij vermeld dat zij een dispensatie hadden gekregen wegens aanverwantschap in de vierde graad.
Ook Dirck Struijver ging wonen in Marij's ouderlijk huis op Munnikij, zij het niet voor lang, want in 1695 woonden zij aan de Lagedijk op de Dam, waar zij ook in 1705 nog woonden.
Activiteiten
Dirck Struijver trad meermalen op als voogd. Bijvoorbeeld in 1698 samen met Jan Jacobsz Mooy en in de jaren 1709-1711 samen met Germent Jansz op de Lagedijk over Lijsbeth Dirks en in 1705 samen met IJsbrant Pietersz Laen over de 3 dochtertjes van zijn zwager Jan Jansz Lakeman, die gehuwd was met een zuster van Marij Pieters Laen.*
In 1698 trad Dirck Struijver op als getuige bij het testament van Pieter Dircksz Keijser, een veehouder uit Wervershoof.*
In 1702 liet hij samen met nog 18 andere ingelanden van de Nessepolder een volmacht opstellen voor Pieter van Oort en Dirck Koningh, om namens hen te onderhandelen met het College van Gecommitteerde Raden van Holland en Westfriesland over de landerijen die zij hadden afgestaan nadat deze onder water gelopen waren.*
Handtekening van Dirck Claesz Struijver
- Tak D -
IV.D.b. JACOB PIETERSZ COOP
Herbergier en waard in de Witte Eenhoorn bij de Binnenwijzender sluis te Binnenwijzend/Oosterblokker
Zoon van Pieter Jacobsz Coop alias Waart (zie III.D.a.)
Geboren te Binnenwijzend na 1674
Begraven te Westwoud op 10 februari 1732 (ca. 57 jr.)
Gehuwd aldaar op 10 mei 1699 met:
Trijntje Pieters Croonenburg
Dochter van schoolmeester Pieter Reindersz Croonenburg uit Twisk
Dochter van schoolmeester Pieter Reindersz Croonenburg uit Twisk
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Grietje
Begraven te Westwoud op 8 augustus 1699
2. Grietje
Begraven te Westwoud op 5 november 1700
3. Grietje
Begraven te Westwoud op 15 januari 1702
4. Grietje
Geboren te Binnenwijzend ca. 1703
Gehuwd te Westwoud op 4 mei 1726 met:
Gehuwd te Westwoud op 4 mei 1726 met:
Jan Molenaar
Jongeman uit Grootebroek
5. PieterJongeman uit Grootebroek
Geboren te Binnenwijzend ca. 1704 (Zie V.D.a.)
6. Trijntje
Begraven te Westwoud op 26 april 1705
7. Dirk
Begraven te Westwoud op 23 augustus 1707
8. Trijntje
Begraven te Westwoud op 27 januari 1709
9. Trijntje
Begraven te Westwoud op 29 september 1710
10. Dirk
Begraven te Westwoud op 1 december 1712
11. dood kraamkind
Begraven te Westwoud op 17 september 1716
Huwelijk en kinderen
Op 23 april 1699 werden bij notaris Jacob Schagen te Oosterblokker de huwelijksvoorwaarden van Jacob en Trijntje opgesteld.* Jacob was toen nog minderjarig want hij werd bijgestaan door zijn vader, die bij die gelegenheid Pieter Jacobsz Waart genoemd werd. Trijntje Pieters woonde blijkens deze akte op dat moment al in Binnenwijzend. Inhoudelijk werd uitsluiting van gemeenschap van goederen bepaald en beide partijen ondertekenden de akte.
De 11 kinderen van Jacob Pietersz Coop en Trijntje Pieters werden niet gedoopt in de hervormde kerk. Het gezin zal daarom katholiek zijn geweest. Omdat katholieken uit Binnenwijzend onder de kerkelijke statie Westwoud vielen, werden de kinderen van Jacob Pietersz Coop en uiteindelijk ook hijzelf aldaar begraven.
Bezit en activiteiten
Bij de herziening van de verponding in 1732 werd de huurwaarde van Jacob Pietersz Coops huis vastgesteld op 63 gulden. De oude belasting daarvoor bedroeg ƒ 3,15,-.
Jacob Pietersz Coop wordt vermeld in diverse notariële aktes: bij akte van 19 juli 1731 trad hij op als getuige, waarbij hij in het laatste geval wordt vermeld als herbergier.*
Bij akte verleden voor notaris Jacob Schagen te Oosterblokker van 20 december 1720 werd Jacob Pietersz Coop samen met Cornelis Jansz Raven uit Westwoud gemachtigd door o.a. Aaltje Hendriks om de nalatenschap af te wikkelen van haar zoon Cornelis Pietersz Muijs die in dienst van de VOC in 1717 bij Kaap Hoorn was overleden.* Deze zaak werd vervolgd bij aktes voor notaris D. Agricola te Enkhuizen van 7 april 1723* en 27 september 1725.*
Vervolg: Generatie V