- GENERATIE X -



- Politiek leefde deze generatie ten tijde van koning Willem III, regentes Emma, koningin Wilhemina en de Eerste Wereldoorlog

- Cultureel was zij tijdgenoot van o.a. de schilder Vincent van Gogh en de schrijvers Louis Couperus en Herman Heijermans.

- Economisch zette de industrialisatie zich voort en leidde tot een aanmerkelijke stijging van de welvaart. Dit bracht een grote bevolkingstoename teweeg: van 2,8 miljoen in 1840 tot 6 miljoen inwoners in 1914.



- Tak B -


X.B.a. JACOB KOOP

Marskramer, koopman en winkelier in manufacturen te Medemblik, vanaf 1908 te Schagen en vanaf ca. 1922 stillevend te Beverwijk (lees meer).

Zoon van Jan Koop en Trijntje Ravensteijn
Geboren te Hoog- en Laag-Zwaagdijk (gem. Zwaag) op 31 juli 1854
Overleden te Beverwijk op 3 juni 1928 (73 jr.)

Gehuwd te Medemblik op 14 oktober 1877 met:
Marie Besseling
Dochter van landbouwer Jan Besseling en Teunisje Klaver
Geboren te Medemblik op 22 februari 1852
Overleden te Beverwijk op 5 maart 1930 (78 jr.)
Begraven aldaar op 8 maart op het RK-kerkhof St. Agatha.

Kinderen uit dit huwelijk:

1. Johannes (Johan)
Geboren te Medemblik op 21 september 1878 (zie XI.B.a.)

2. Anthonius (Anton)
Geboren te Medemblik op 30 juli 1880 (zie XI.B.b.)

3. Maria Catharina Antonia (Marie)
Geboren te Medemblik op 26 april 1882
Overleden na februari 1960
Gehuwd te Schagen op 3 mei 1910 met:
Cornelis Sistermans
Caféhouder te Schagen en kapper te Driehuis
Zoon van Gerardus Sistermans en Catharina Tool
Geboren te Monnickendam op 18 maart 1883
Overleden te Beverwijk op 21 februari 1960 (76 jr.)
Begraven aldaar op 25 februari op het RK-kerkhof St. Agatha.
Uit dit huwelijk: 1 dochter 1 zoon.

4. Catharina Maria (Truus)
Geboren te Medemblik op 5 januari 1884
Overleden te Heemskerk op 17 juni 1984 (100 jr.)
Begraven te Beverwijk op 20 juni op de begraafplaats Duinrust.
Gehuwd te Medemblik op 6 mei 1908 met:
Joannes Hendricus (Jan) de Swart
Zelfstandig drankengroothandelaar te Beverwijk (lees meer)
Zoon van kastelein J.G. de Swart en M.G. Willemse
Geboren te Beverwijk op 24 maart 1882
Overleden te IJmuiden op 27 oktober 1931 (49 jr.)
Begraven te Beverwijk op 30 oktober op het RK-kerkhof St. Agatha.
Uit dit huwelijk: 11 kinderen.

5. Jacobus Johannes (Jaap)
Geboren te Medemblik op 26 november 1885 (zie XI.B.c.)

6. Antonia Maria (To)
Geboren te Medemblik op 9 november 1887
Overleden te Schagen op 12 mei 1980 (93 jr.)
Begraven aldaar op 16 mei op het RK-kerkhof.
Gehuwd te Schagen op 30 april 1918 met:
Nicolaas (Niek) Snaas
Zelfstandig winkelier in fietsen en huishoudelijke apparaten te Schagen
Zoon van koopman Klaas Snaas jr. en Antje Cornelis
Geboren te Schagen op 25 april 1893
Overleden aldaar op 30 maart 1975 (81 jr.)
Uit dit huwelijk: 1 zoon en 2 dochters.

7. Johannes Jacobus (Jan)
Geboren te Medemblik op 2 juni 1889 (zie XI.B.d.)

8. Adrianus Jacobus (Aad)
Geboren te Medemblik op 26 januari 1891 (zie XI.B.e.)

9. Jozef Theodorus (Joost)
Geboren te Medemblik op 14 februari 1892 (zie XI.B.f.)

10. Simon Jacobus (Simon)
Geboren te Medemblik op 1 juni 1893
Overleden aldaar op 13 november 1893 (5 mnd.)

11. Adriana Maria (Sjaantje)
Geboren te Medemblik op 7 juni 1895
Overleden aldaar op 30 november 1900 (5 jr.)
Begraven aldaar op 3 december op het RK-kerkhof.


Huwelijk in Medemblik

Nadat de familie Koop generaties lang in Hoog- en Laag-Zwaagdijk had gewoond, verhuisde Jan Koop in 1864 met zijn vrouw en zeven kinderen naar Medemblik. Onder hen was de 10-jarige Jacob, die vermoedelijk al vrij vroeg zijn vader ging assisteren bij diens handel in manufacturen, dat wil zeggen textielproducten die destijds in een manufactuur gemaakt werden.

Toen hij 23 was, trouwde Jacob met Maria Besseling. Zij was het oudste kind van Teunisje Klaver en Jan Besseling, die dagloner en boerenknecht in Medemblik was. Haar grootvader Willem Besseling was kastelein van de herberg "Het Witte Paard" aan het Keern in Hoorn.*

Na het overlijden van zijn vrouw Teunisje Klaver in 1894, ging Jan Besseling bij zijn dochter Marie en haar man Jacob inwonen, met wie hij eind 1908 meeverhuisde naar Schagen. Zijn achterkleinzoon Jan Koop (1905-1991) herinnerde zich nog hem daar in de keuken te hebben zien zitten, leunend op een wandelstok tussen zijn knieën. Jan Besseling overleed in 1914, maar liefst 91 jaar oud.


Komen en gaan van kinderen

Jacob Koop en Marie Besseling kregen 11 kinderen, waarvan de in 1893 geboren Simon echter al na 5 maanden overleed. Hun jongste kind was de in 1895 geboren Sjaantje, dat naar verluidt een erg mooi kindje was, maar die in het jaar 1900 tragischerwijze op 5-jarige leeftijd stierf aan de gevolgen van een hersenvliesontsteking.



Kopie van het bidprentje voor Sjaantje
(klik ter vergroting)


Met haar vele kinderen en daarnaast de winkel van haar man had Marie Besseling het erg druk. Zij drukte dat zelf vaak uit met de uitroep: "Waar zijn mijn 11 kinderen? Oh, ik heb ze op mijn arm!". Jacob hechtte aan een goede opvoeding van zijn kinderen: zij leerden pianospelen en kregen zelfs Franse les. Bij gelegenheid zongen de kinderen dan begeleid door de piano.*

Aan de overkant van Jacobs winkel aan de Nieuwstraat bevond zich de zaak van bakker Vijn (t/m 2019 was er nog een gelijknamige banketbakker in Haarlem) die echter een oogje op Marie Besseling had, iets waar Jacob haar vaak mee plaagde. Jacob was een aardige man die veel met zijn vrouw op had en zo vormden zij een goed stel.*

Van het gezin verliet zoon Anton als eerste het huis: in 1892 ging hij, net 12 jaar oud, naar het katholieke internaat De Ruwenberg in Sint Michielsgestel met de bedoeling om uiteindelijk priester te worden. Acht jaar later vertrok de oudste zoon Johan naar Hoogwoud waar zijn vader een café voor hem gekocht had.

Dochter Trijntje was 20 toen zij in 1904 voor acht maanden naar Bussem ging, waar zij kinderjuffrouw werd op de Nieuwe Hilversumscheweg 8. Twee jaar later vertrok zij naar Beverwijk, waar zij trouwde met Jan de Swart. Haar broer Aad vertrok in 1906 naar Hoorn en emigreerde in 1913 zelfs naar de Verenigde Staten. Jacobs andere kinderen woonden nog thuis toen hij eind 1908 naar Schagen verhuisde.


Jacob Koop en Marie Besseling
waarschijnlijk bij hun 25-jarig huwelijk in 1902


Manufacturenhandel in Medemblik

Bij zijn huwelijk in 1877 werd vermeld dat Jacob Koop "landschkramer" was, wat ook wel een inlandse marskramer genoemd werd. Dat was iemand die met een vergunning van de overheid met handel langs de deuren ging of op een markt stond en meestal inlandse produkten verkocht. Jacob verkocht vermoedelijk manufacturen, net als zijn vader had gedaan.

Een jaar na zijn huwelijk had Jacob ook al een eigen winkel aan het Achterom (oude nummering 157). Circa 1880 verhuisde hij naar de Goudsbloemgracht (oude nummering 129, tegenwoordig is dit het Van Houweningepark) en rond 1888 naar een winkelpand aan de Nieuwstraat nr. 10 (tegenwoordig waarschijnlijk nr. 42).

Dat perceel liep taps toe naar het Achterom waar een schuur stond om paard en wagen te stallen. Met die sulky ging hij "de boer op" om manufacturen te verkopen aan de boeren in de omgeving. Soms reed Jacob wel tot Kolhorn en kwam hij pas in het donker terug. Tegen eventuele rovers had hij altijd een grote schaar naast zich op de bok liggen.

Zijn kleding- en manufacturenwinkel liep erg goed en hij had zelfs een modiste in vaste dienst. Ook maakte hij zelf hoeden. Hij leverde onder andere aan het krankzinnigengesticht te Medemblik dat gevestigd was in de voormalige kadettenschool. Jacob Koop kende veel ondernemers die net als hij in die tijd begonnen en uiteindelijk tot grote ondernemingen uitgroeiden, zoals Verkade, Blokker, Kreymborg e.d.*



De handtekeningen van Jacob Koop en Marie Besseling


Ruzie met Gerrit van der Lee

Jacob Koop was ook goed bevriend met de Medemblikker winkelier en later aannemer Gerrit van der Lee, maar vanaf 1903 raakte deze vriendschap danig in het slop. Zo was er op 5 juni 1904, de eerste zondag van de Medemblikker kermis, een ontmoeting tussen Gerrit en Jacob die in een flinke ruzie eindigde: Gerrit gaf Jacob Koop een zware klap op zijn hoofd, waardoor zijn hoed werd gedeukt en Jacob een flinke hoofdpijn opliep.

Jacob deed aangifte, waarna de zaak op 19 juli 1904 voor de rechtbank in Alkmaar kwam. Gerrit ontkende geslagen te hebben en zei dat Jacob het verzonnen had en zijn hoed zelf gedeukt had om hem te grazen te nemen. Er waren echter getuigen die de lezing van Jacob bevestigden, waarna Gerrit 8 gulden boete of 4 dagen hechtenis tegen hem hoorde eisen.

Op 21 december 1904 was het weer raak: toen Gerrit van der Lee langs de Oosterhaven Jacob Koop tegen het lijf liep ontstond een flinke woordenwisseling waarbij Gerrit gezegd zou hebben dat Jacob een dief was, gestolen huizen en pakhuizen liet opknappen en 700 gulden had gestolen.

Opnieuw deed Jacob aangifte bij de burgemeester en de kwestie kwam op 7 februari 1905 voor bij de rechtbank in Alkmaar, waar 15 gulden boete of 8 dagen hechtenis tegen Gerrit van der Lee werd geëist. Hoe dit afliep is vooralsnog niet bekend.

In 1907 was de ruzie tussen beide heren nog steeds niet geluwd, zoals uit onderstaand krantenbericht blijkt. Er kwam pas een eind aan het conflict toen Jacob Koop eind 1908 naar Schagen verhuisde.



Bericht in de Enkhuizer Courant van 22 februari 1907
(klik ter vergroting)


Het faillissement van 1908

Op 4 juni 1908 verzocht de firma G.S. Van Dam en Co. te 's Gravenhage de rechtbank te Alkmaar om Jacob Koop failliet te verklaren omdat hij opgehouden had te betalen.

Volgens de overlevering kwam dat voort uit het feit dat Jacob zich borg gesteld had voor de aanleg van een spoorlijn die failliet was gegaan. Volgens sommigen was dat de tramlijn Wognum-Schagen (geopend in 1898), volgens anderen de spoorlijn Hoorn-Medemblik (geopend in 1887).

Een andere mogelijke oorzaak van het faillissement is het verlies dat Jacob leed op de herberg De Witte Valk in Hoogwoud, die hij in het jaar 1900 voor zijn zoon Johan had gekocht, maar die in 1906 met verlies weer verkocht moest worden.

Na de faillissementsaanvraag riep de rechtbank Jacob op om op 11 juni 1908 te verschijnen. Toen hij niet kwam opdagen stelde de rechtbank hem officieel in staat van faillissement en benoemde mr. A.A. Huizenga, advocaat te Hoorn, tot curator. Deze maakte op 13 juni een boedelbeschrijving op, die maar liefst 188 posten omvatte.

Uit die beschrijving blijkt dat zich in de winkel van Jacob Koop allerhande stoffen, kledingstukken etc. bevonden. Jacob zelf bezat nog ƒ 17,- aan contanten die hij met toestemming van de rechter-commissaris mocht behouden. Ook had hij voor ƒ 764,48 te vorderen van 44 klanten, waaronder ƒ 71,30 van het Rijkskrankzinnigengesticht en ƒ 9,- van de Vincentiusvereniging te Medemblik.

Jacob probeerde waarschijnlijk zijn kostbaarste bezittingen buiten het faillisement te houden door te verklaren dat ze eigendom van anderen waren. Zo zou de pianino ter waarde van ƒ 150,- eigendom zijn geweest van zijn zoon Jaap en een kabinet ter waarde van ƒ 60,- van zijn dochter Maria, die beide bij hem inwoonden.

Sowieso buiten het faillissement bleven de kleren die zich in diverse kasten en in het kabinet bevonden en het beddegoed dat zich in de bedsteden bevond, zoals het gebruikt werd door Jacob, zijn vrouw en hun vijf inwonende kinderen.



Advertentie betreffende het faillissement van Jacob Koop


Jacob Koop had in totaal 71 schuldeisers, waaronder het Noord-Hollands Grondcrediet te Alkmaar vanwege een hypotheekschuld van ƒ 10.560,-, het Noord-Hollands Landbouwcrediet vanwege een tweede hypotheek van ƒ 3000,-, K. Bot te Wervershoof wegens een lening van ƒ 3000,- en P. Wind te Medemblik eveneens wegens een lening van ƒ 3000,-.

Daarnaast waren er tientallen leveranciers uit het hele land die nog kleinere bedragen te vorderen hadden wegens geleverde goederen, waaronder de bekende textielfabriek van Van Heek en Co te Enschede en zelfs de firma J. Müllerheim in Berlijn. Tenslotte had ook zijn schoonzoon J.H. de Swart uit Beverwijk nog ƒ 19,90 te vorderen.

(Ter vergelijking met deze bedragen beliep het jaarloon van een arbeider in die tijd ongeveer 300 tot 500 gulden en dat van een direkteur van een textielfabriek 1500 gulden)

Namens Jacob Koop bood advocaat Meijers op 1 oktober 1908 aan om de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting 15% van hun vorderingen te betalen en indien mogelijk de preferente schuldeisers, zoals de hypotheekhouders en enige pandhouders, hun hele vordering te voldoen. Curator Huizenga concludeerde op 28 oktober dat aanvaarding van dit voorstel in het belang van de schuldeisers was.



Brief van Mr. E.M. Meijers als advocaat van Jacob Koop
Met het aanbod om de schuldeisers 15% van hun vorderingen te betalen
(klik ter vergroting)


Op 13 augustus 1908 werden de onroerende goederen openbaar verkocht op last van het NH Grondcrediet. Dit leverde in totaal ƒ 1207,40 op. Op 6 november 1908 werden vervolgens ook de roerende goederen door de curator openbaar verkocht: de winkelgoederen brachten ƒ 1310,84 op. Tenslotte leverde onderhandse verkoop nog ƒ 536,76 op en kon van de vorderingen nog een bedrag van ƒ 691,22 geïnd worden. In totaal leverde dit alles ƒ 3746,22 op.

Hiervan werd ƒ 340,43 aan faillissementskosten betaald en kwam ƒ 1350,91 toe aan de preferente schuldeisers (zoals de hypotheekhouders), zodat er voor de overige schuldeisers (die totaal ƒ 11.929,99 te vorderen hadden) slechts ƒ 2054,87 overbleef, oftewel 17% van hun totale vorderingen.

Dit resultaat werd op 1 juni 1910, dus bijna 2 jaar na het uitspreken van het faillissement, definitief vastgesteld. Op 5 april 1910 werd de failliete boedel insolvent verklaard en werd het salaris van de curator vastgesteld op ƒ 200,-.



Bericht in de Enkhuizer Courant van 24 mei 1910
(klik ter vergroting)


Dit faillissement was voor Jacob Koop en zijn gezin zo'n schande dat het al zijn kinderen heeft beïnvloed: allen streefden er voortaan naar om rijk te worden. Zijn zoon Jaap drukte het later zo uit: "als je niks bent en je doet alsof je niks bent, dan ben je helemaal niets; doe je echter alsof je wel wat bent, nou, dan ben je wat".


Kledingwinkel in Schagen

Jacob Koop was ondertussen uit Medemblik vertrokken en had zich per 21 december 1908 in Schagen gevestigd. Op dat moment woonden nog vijf van zijn kinderen thuis en woonde ook zijn schoonvader Jan Besseling bij hem in, tot deze op 30 maart 1914 op de zeer hoge leeftijd van 91 jaar overleed.

In Schagen begon Jacob in de Molenstraat een nieuwe kleding- en manufacturenwinkel, in een nog steeds bestaand winkel-woonhuis dat hij voor ƒ 300,- per jaar van zijn schoonzoon J.H. de Swart uit Beverwijk huurde. De winkel had een gevel met aan weerszijden van de deur naar binnen toe gebogen etalageruiten.



Advertentie van de manufacturen- en kledingwinkel
van Jacob Koop aan de Molenstraat in Schagen,
uit de Schager Courant van 19 juni 1912


Het faillissement van 1921

In maart 1921 vroeg manufacturenhandel Jac. van der Velde & Co. uit Amsterdam opnieuw het faillissement van Jacob Koop aan. Zijn baten en lasten werden geïnventariseerd, waaruit bleek dat hij voor ƒ 572,15 aan handelsschulden had. Daar stonden de onderstaande bezittingen tegenover:

- Winkelinventaris: ƒ 1305,35
- Huisinventaris: ƒ 514,75
- Zimmerman piano: ƒ 750,-
- Motorrijwiel: ƒ 275,-
- Contant geld: ƒ 336,-

Jacob was dus ruimschoots in staat om alle schulden te voldoen en zodoende schreef zijn advocaat op 9 april 1921 aan de rechtbank dat het faillissement op een misverstand berustte: Jacob was namelijk een dag voor het uitspreken van het faillissement naar de advocaat van Jac. van der Velde & Co. gegaan om zijn schuld te betalen, maar die bleek niet thuis te zijn. Ook een bericht dat hij achterliet werd kennelijk niet doorgegeven. Dienovereenkomstig werd de faillietverklaring op 14 april 1921 door de rechter-commissaris vernietigd.*


Stilleven in Beverwijk

Niet lang na de kwestie met het tweede faillissement, Jacob liep toen al tegen de 70, sloot hij zijn winkel en vertrok naar Beverwijk om te gaan stilleven, zoals een rustige oude dag in die tijd genoemd werd. Daar woonde hij ook dichter bij zijn kinderen Joost en Marie.

Jacob betrok een huis aan de Zeestraat 7, met houten jalouziën voor de voorramen. Hier woonde hij met zijn vrouw, een huishoudster en aanvankelijk ook nog zijn zoon Jaap, die wegens zijn homoseksualiteit ongehuwd was gebleven.

Kleindochter Ans de Kroon-Snaas herinnerde zich nog hoe zij weleens bij haar opa Jacob op bezoek kwam en dat zij hem dan met krakende voetstappen (hij droeg altijd hoge schoenen) door de lange gang kon horen aankomen als er aangebeld werd.*



Het huis van Jacob Koop aan de
Zeestraat 7 in Beverwijk


Op 14 oktober 1927 vierden Jacob Koop en Marie Besseling hun 50-jarig huwelijksjubileum, waarvoor bijna al hun kinderen en hun echtgenotes naar Beverwijk gekomen waren. In de kledingwinkel van zoon Jaap in de Breestraat was ruimte gemaakt voor een feestelijk diner aan een grote tafel:


Het 50-jarig huwelijksfeest van Jacob Koop en Marie Besseling
gevierd op 14 oktober 1927 in de winkel van hun zoon Jaap in Beverwijk.



In een achtertuin werd ook nog een groepsfoto van het gouden bruidspaar, de gasten en alle bloemen gemaakt. Alleen zoon Aad was hier niet bij aanwezig, hij was immers naar Amerika geëmigreerd, en zoon Jan staat ook niet op de foto's, mogelijk omdat hij als hobbyfotograaf de opnames maakte:


Familiefoto ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest
van Jacob Koop en Marie Besseling op 14 oktober 1927

Staand v.l.n.r.: Jaap, Cornelis Sistermans, Joost, Dieuwer Pinxter (?), Geertje Post (?),
Marie Vermeulen, Niek Snaas, Marie, Jan de Swart, Trijntje, Jo, Jopie Ranke, Anton, To
Zittend: Jacob Koop (73 jr.) en Marie Besseling (75 jr.)


Overlijden

Nog geen jaar na zijn gouden huwelijksfeest overleed Jacob Koop op 3 juni 1928 in de leeftijd van bijna 74 jaar als gevolg van darmkanker. Zijn vrouw kwam aan reuma te lijden, waardoor zij in een soort rolstoel moest zitten.*



Overlijdensadvertentie van Jacob Koop
(klik ter vergroting)


Marie Besseling overleefde haar man nog bijna twee jaar en stierf op 5 maart 1930, 78 jaar oud en volgens haar bidprentje "na een langdurig geduldig gedragen lijden, meermalen voorzien van de H.H. Sacramenten der Stervenden". Ze werd begraven op het RK-kerkhof St. Agatha, hoogstwaarschijnlijk in het graf bij haar man.



Kopie van het bidprentje voor Maria Koop-Besseling
(klik ter vergroting)




Vervolg: Generatie XI



P.J.F. Koop © juli 2004


.