- Politiek leefde deze generatie ten tijde van de stadhouders Maurits, Frederik Hendrik en Willem II.
- Cultureel was deze generatie tijdgenoot van o.a. de schilder Frans Hals, de dichters Pieter Cornelisz Hooft en Joost van den Vondel, de jurist Hugo de Groot, de kaperkapitein Piet Hein en de waterbouwkundige Jan Adriaensz Leeghwater.
- Economisch was deze tijd voor de Noordelijke Nederlanden de "Gouden Eeuw". Er was een grote culturele en economische bloei. In Holland boven het IJ werden de grote meren drooggemalen en de agrarische produktie bereikte een peil dat pas 200 jaar later weer geëvenaard zou worden. Op het platteland begon een proces van schaalvergroting waarbij kleine boeren het tegen grotere collega's moesten afleggen.
- Cultureel was deze generatie tijdgenoot van o.a. de schilder Frans Hals, de dichters Pieter Cornelisz Hooft en Joost van den Vondel, de jurist Hugo de Groot, de kaperkapitein Piet Hein en de waterbouwkundige Jan Adriaensz Leeghwater.
- Economisch was deze tijd voor de Noordelijke Nederlanden de "Gouden Eeuw". Er was een grote culturele en economische bloei. In Holland boven het IJ werden de grote meren drooggemalen en de agrarische produktie bereikte een peil dat pas 200 jaar later weer geëvenaard zou worden. Op het platteland begon een proces van schaalvergroting waarbij kleine boeren het tegen grotere collega's moesten afleggen.
Snel naar: Jan Jansz Jonge Coop - Dirck Jansz Coop - Taems Jansz Coopis - Jacob Jansz Coop
- Tak A -
II.a. JAN JANSZ JONGE COOP
Waarschijnlijk veehouder te Wognum
Zoon van Jan Jansz Coopal alias Oude Coop (zie I.)
Geboren te Spanbroek tussen 1565 en 1575
Overleden te Wognum na 1630 (ca. 60 jr.)
Gehuwd tussen 1585 en 1595
Kinderen:
1. Cornelis
Geboren te Wognum vóór 1591 (Zie III.A.a.)
2. Claes
Geboren te Wognum vóór 1617 (Zie III.A.b.)
3. Symon
Geboren te Wognum vóór 1626 (Zie III.A.c.)
Naam
Jan Jansz Jonge Coop wordt eenmaal vermeld als "Jan Janss coopall", wat verwijst naar zijn vader Jan Jansz Coopal. In datzelfde jaar wordt hij eveneens eenmaal als "Jan Janss alias Jonghen Coop" vermeld, beide keren in 1596 in de schepenrol van Hoorn. Daarna wordt zijn naam steevast als Jan Jansz Jonge Coop geschreven.
Bezittingen
Op 11 juni 1629 wordt in de Transportregisters van Opmeer vermeld dat "Jan Jansz Jong Coop" een stuk land ter grootte van 623 roeden overdroeg aan Jonge Jan Jacobsz Rijcx te Opmeer.
Voorts wordt hij als "Jan Jansz Coop" vermeld in het verpondingsregister van Wognum uit 1630 en wel als eigenaar van een huis, dat getaxeerd wordt op een jaarlijkse huurwaarde van 19 Gulden, en van 5 morgen en 400 roeden land, dat op 23 Gulden getaxeerd wordt.
Dezelfde Jan Jansz Coop wordt nog vermeld in een belastingregister dat dateert van vóór 1622. Hij bezit dan een huis en onder andere 5 morgen land.
Procedures
Jan Jansz Jonge Coop komt diverse malen voor in de schepenrollen van de stad Hoorn. Begin 1596 procedeerde hij tegen Cornelis Jansz "waert inde Arck" te Hoorn, die hij een jaar later weer voor het gerecht daagde.
Vanaf juli 1596 procedeerde hij tegen Thijs Jansz en Volckert Jansz als voogden van Cornelis Pietersz Victor. Uit de inschrijvingen op de schepenrol valt op te maken dat deze voogden namens hun pupil 20 gulden zouden moeten betalen vanwege een lijfrente op het "lijf" van ene Pieter de Wael.* Hoe deze zaak, die tot in mei 1597 voortsleepte, afliep is niet duidelijk.
In december 1596 procedeerde hij tegen Claes Heynricx uit Wadwaij inzake een obligatie en in maart 1597 tegen Maerten Taemsz van de Zwaagdijk.
Op 3 december 1627 werd "Jan Janssen Jongecoop" voor het gerecht van Hoorn gedaagd door Su Jans, weduwe van Tonis Volckertsz uit Wognum, kennelijk vanwege iets dat met haar testament van 18 september 1626 te maken had.
- Tak B -
II.b. DIRCK JANSZ COOP(ES)
Veehouder, paardekoper en tenminste achtmaal schepen te Spanbroek
Zoon van Jan Jansz Coopal alias Oude Coop (zie I.)
Geboren te Spanbroek ca. 1575
Overleden aldaar in 1653 (ca. 78 jr.)
Gehuwd (1) vóór 1604 met de weduwe van Jaep Sluijs
Gehuwd (2) ca. 1615 met:
Griet Germents
Dochter van Gerbrand Jacobsz, genaamd Jonghe Pastoir,
herbergier te Opmeer, en Guijrte Hillebrants
Geboren te Opmeer vóór 1595
Overleden te Wervershoof na 1663 (ca. 75 jr.)
Kinderen (uit het 1e huwelijk?):Dochter van Gerbrand Jacobsz, genaamd Jonghe Pastoir,
herbergier te Opmeer, en Guijrte Hillebrants
Geboren te Opmeer vóór 1595
Overleden te Wervershoof na 1663 (ca. 75 jr.)
1. Jacob
Geboren te Spanbroek ca. 1600 (Zie III.B.c.)
2. Trijn Dirck(s) Koopes/Copes
Geboren te Spanbroek ca. 1600
Overleden aldaar in 1667 (ca. 65 jr.)
Gehuwd met:
Overleden aldaar in 1667 (ca. 65 jr.)
Gehuwd met:
Pieter Jansz Fijes
Overleden vóór 1666
Uit dit huwelijk:
1. Griet Pieters, geh. met Jan Pieters Prins
2. Wen Pieters Fijes, geh. met Gerrit Adriaans Koster alias Vangst
3. Jan Pieters Fijes, geh. met Trijn Cornelis
4. Claes Pieters Fijes, schipper
Overleden vóór 1666
Uit dit huwelijk:
1. Griet Pieters, geh. met Jan Pieters Prins
2. Wen Pieters Fijes, geh. met Gerrit Adriaans Koster alias Vangst
3. Jan Pieters Fijes, geh. met Trijn Cornelis
4. Claes Pieters Fijes, schipper
Kinderen uit het 2e huwelijk:
3. Cornelis
Geboren te Spanbroek vóór 1635 (Zie III.B.a.)
4. Claes
Geboren te Spanbroek vóór 1638 (Zie III.B.b.)
Naam en geboorte
Dirck Jansz Coop(es) wordt voor het eerst vermeld in een belastingkohier (register) dat in 1604 is aangelegd. Omdat hij toen minimaal zo'n 20 jaar oud geweest moet zijn, zal hij uiterlijk in 1584 geboren zijn. Hij overleed in 1653, dus zal hij niet vóór 1570 geboren zijn. Een later bekend geworden document vermeldt dat hij in 1620 circa 45 jaar oud was, en dus circa 1575 geboren zal zijn. In de transportregisters wordt hij als schepen steeds C/Ko(o)pes en pas in 1647 Coop genoemd, maar ook éénmaal Copies.
Vrouw en kinderen
Dirck Jansz Coop(es) is tweemaal getrouwd geweest. Van zijn eerste vrouw is niet veel meer bekend dan dat zij mogelijk de weduwe was van Jaep Sluijs. Dit is op te maken uit het gegeven dat Dircks huis volgens het belastingregister uit 1604 voor de ene helft eigendom is van hemzelf en voor de andere helft van zijn vrouw en (haar) kinderen. Uit een register uit ca. 1610 blijkt dat deze laatste helft in 1612 eigendom was van "oude en Jonge Claes Jaep Sluijs kinderen". Hieruit kunnen worden afgeleid dat de in 1604 genoemde kinderen de kinderen waren van Dircks vrouw uit haar eerdere huwelijk met Jaep Sluijs en dat deze eerste vrouw is overleden tussen 1604 en 1612, waarna haar kinderen enige eigenaar van de tweede helft van het huis werden.
Een andere aanwijzing voor de veronderstelling dat Dircks eerste vrouw de weduwe van Jaep Sluijs was, volgt uit het feit dat, wederom volgens het belastingregister van 1604, Dircks vrouw 15 gulden per jaar schuldig was aan ene Pieter Oem Japis. Ook Aris Sluijs, die in 1604 drie huizen verderop woonde, was 15 gulden per jaar schuldig aan deze Pieter Oem Japis, in beide gevallen zolang als deze leefde. Dit kan er op duiden dat deze twee bedragen van 15 gulden een soort lijfrente geweest zijn, die zijn oorsprong mogelijk in een bepaalde familierelatie heeft gehad.
Tenslotte wordt genoemde veronderstelling bevestigd door het feit dat Dirck Jansz Coop(es) de rest van zijn leven een nauwe relatie met diverse leden van de familie Sluijs onderhield.
Zo heeft Dirck zo'n 50 jaar later nog diverse zaken gedaan met de jonge Claes Jacobsz Sluijs, alias Jonge Claes of "Jonckclaes". Jonge Claes stelde zich bijv. een keer borg voor Dirck, toen die in 1650 437,5 roeden grasland verkocht aan schipper Jacob Claesz Sluijs, die een zoon van ofwel Jonge Claes Jacobsz zelf, danwel van diens broer Oude claes Jacobsz geweest zal zijn.* Twee jaar later vertegenwoordigde Dirck een nog minderjarige zuster van deze schipper bij een overdracht van land.
Door zijn huwelijk met de weduwe van Jaep Sluijs kreeg Dirck dus meteen haar twee kinderen, oude Claes Jacobsz en jonge Claes Jacobsz Sluijs, in huis. Hoewel de relatie tussen stiefkinderen en een stiefouder vaak te wensen over laat, lijkt het in dit geval behoorlijk goed gegaan te zijn. Dit zal het gevolg zijn geweest van het feit dat de kinderen nog jong waren toen Dirck met hun moeder trouwde en ze van jongs af aan met hem vertrouwd waren.
Over de kinderen uit Dircks eerste huwelijk met de weduwe van Jaep Sluijs is niets concreets bekend. De mogelijkheid bestaat dat de ca. 1600 geboren Poulis Dirksz en Jacob Dirksz Bijvoet, die later paardenkoper, resp. lakenkoper in Spanbroek waren, kinderen uit dit huwelijk geweest kunnen zijn.
Argumenten daarvoor zijn dat Poulis Dirksz en zijn nakomelingen net als Dirck Jansz Coopes paardekoper waren, de naam Bijvoet in de eerste helft van de 17e eeuw niet voorkomt en waarschijnlijk een tot familienaam geworden bijnaam is. Tenslotte zou dit bevestigd kunnen worden doordat Poulis Dirksz een zoon genaamd Jan Poulisz had, die mogelijk dezelfde is als Jan Pouwels die in 1663 optreed als "oom" van Dirck Jansz Coop(es) kleinzoon Pieter Cornelisz Coop.
In 1623 blijkt Dirck getrouwd te zijn met Griet Germents. Met haar zal hij getrouwd zijn nadat zijn eerste vrouw rond 1612 was overleden. Griet Germents was de dochter van Gerbrand Jacobsz, bijgenaamd Jonghe Pastoir (diens voornaam wordt ook geschreven als Germent of Germont) en Guijrte Hillebrants uit Opmeer.*
Griet had nog drie zusters, namelijk Anna, Beete en Marij, en één broer: Jan Germentsz Pastoir. Marij Germents was gehuwd met Cornelis Jansz Coopis die in Wervershoof woonde en een zoon van Dircks broer Jan Jansz Jonge Coop was. Gerbrand Jacobsz en Guerte Hillebrands zijn beide vóór 1623 overleden.*
Geloof
Zoals vele andere dorpsbesturen was ook de vroedschap (vergelijkbaar met de huidige gemeenteraad, maar toendertijd bestaande uit de notabelen en oud-schepenen) van Spanbroek in de tijd van Dirck Jansz Coop(es) nog grotendeels in katholieke handen. Zo waren in 1621 maar liefst 14 van de 16 leden van de vroedschap van Spanbroek nog katholiek. Dirck was in 1627 lid van de vroedschap.
De Protestanten poogden weliswaar door systematische achterstelling van katholieken hen uit openbare functies te weren, maar de Staten van Holland waren aanvankelijk nog niet bereid om hen louter om geloofsredenen te laten vervangen.
Van groot belang hierbij was ook de invloed van de rekkelijke houding van het stadsbestuur van Hoorn. In het omvangrijke rechtsgebied van deze stad werd een groot aantal priesters en schuilkerken gedoogd en werden overtreders van anti-katholieke verordeningen regelmatig vrijgesproken.
Pas na afloop van het Twaalfjarig bestand in 1621 kregen de centrale overheden meer aandacht voor deze kwestie en werden er hardere maatregelen genomen tegen de "Roomse affgoderijen ende superstitiën". Pas na de Vrede van Westfalen in 1648 werden katholieken officieel uit bestuurlijke functies geweerd.
De dorpskern van Spanbroek in 1729
Met v.l.n.r. de herberg, de pomp, de kerk en het raadhuis
(tekening met pen en penseel - klik ter vergroting)
Werkzaamheden
Dirck Jansz Coopes was schepen van Spanbroek in onder meer de jaren 1624, 1631, 1633, 1637 en 1640. Het schepenambt was een niet-betaalde nevenfunctie die vergelijkbaar is met een wethouder en tevens met een rechter. Samen met de schout als vertegenwoordiger van de centrale overheid stelden de schepenen de dorpsreglementen op en met de schout als officier van justitie spraken zij recht. Doorgaans werd men op gemiddeld 35-jarige leeftijd voor het eerst tot schepen gekozen. Dirck was in 1624 ruim 40 jaar, dus het is niet uitgesloten dat hij ook voordien dit ambt al bekleedde.
Vermelding van "Dirck Janssen Coopes" als schepen van Spanbroek
Inschrijving in het transportregister van Spanbroek, 6 juni 1633.*
Als hoofdberoep zal Dircks, net als bijna al zijn plaatsgenoten, veehouder zijn geweest. Rond 1610 bezat hij bijvoorbeeld 8 volwassen 2 jongere koeien. In het verlengde van het houden van vee, heeft Dirck er ook (op beperkte schaal) in gehandeld, want in 1646 (hij moet toen al minstens 60 jaar oud geweest zijn) werd hij aangeduid als paardenkoper, toen hij voor het gerecht van Abbekerk betaling vorderde van Pieter Jansz Does.
In dit verband ook interessant is een akte van 25 maart 1627 opgesteld door notaris Arnout Wagensvelt uit Rotterdam, waarin vier getuigen op verzoek van "Dirck Coop, paerdecooper uit Noorthollant" verklaren dat hen uit jarenlange omgang met paarden duidelijk is dat een dampig paard geen koopmansgoed is.
Voorts was Dirck in 1628, maar mogelijk ook in andere jaren, "hooftman van t Sluijsen". Een hoofdman of ho(p)man was een buurt- of wijkmeester die was belast met de handhaving van de openbare orde, organisatie van straatonderhoud en brandweer en met de taxatie en inning van belastingen. Voor deze taken waren de dorpen verdeeld in enkele buurten elk met een eigen hoofdman, meestal een schepen.
Tenslotte trad Dirck in 1634, samen met de secretaris Joris Pietersz Wijloffs, op als voogd over de weeskinderen van een herbergier uit Spanbroek. Hier komt Dirck wederom in de bekende context van dorpsbestuurder en herbergnering naar voren. Het is niet onwaarschijnlijk dat Dirck nog vaker als voogd is opgetreden, maar daar zijn geen gegevens van bekend.
Handtekening van Dirck Jansz Coop(es)
Bezittingen
Over de bezittingen van Dirck Jansz Coop(es) is vrij veel bekend. Dat begint al met een belastingregister, het zgn. "Pachtboek" uit 1604. Daaruit blijkt dat Dirck een huis op een erf van 475 roeden binnendijks land bewoonde, waarvan de ene helft zijn eigendom en de andere helft eigendom was van zijn vrouw en haar kinderen. Dit huis lag twee huizen verwijderd van dat van Aris Sluijs in het Oostend van Spanbroek. Naast dit huis bezat Dirck nog 3 morgen 650 roeden buitendijks land, alsmede 7 koeien en 3 bedden tuingrond. Tenslotte had hij had een schuld van 650 gulden.
Uit de toelichting in het Pachtboek van 1604 blijkt dat bijv. voor een morgen binnen de zomerdijk 30 gulden betaald moest worden, voor een huis zonder erf 15 gulden, voor een koe 3 gulden, terwijl hier voor elke 100 gulden kapitaal 7 gulden en 10 stuivers bij opgeteld en voor 100 gulden schuld eenzelfde bedrag mocht worden afgetrokken.
Volgens een belastingregister dat ca. 1610 is aangelegd, bezat Dirck naast het eerdergenoemde "halve" huis voorts 150 roeden akkerbouwgrond ("saetlant"), 7 morgen weiland en 5 bedden tuingrond. Aan vee had hij toen 8 volwassen koeien en 2 koeien jonger dan 2 jaar (vaarsen). Hij had een schuld van 600 gulden.
Het gemiddelde aantal koeien per bedrijf lag in die tijd op 6 en bijna de helft (65 personen) van de veehouders had 6 tot 10 koeien. Slechts 11 personen hadden meer dan 10 koeien, terwijl 56 personen minder dan 5 koeien hadden. In totaal telde Spanbroek toen 132 huishoudens die samen in totaal 789 koeien hadden.
Belastingregister van Spanbroek, omstreeks 1610
met de bezittingen van Dirck Jansz Coopes*
(klik er op voor een vergroting!)
In 1638 koopt Dirck Jansz Coop(es) van de nagelaten weeskinderen van Cornelis Maertensz voor 40 Gulden een in het Oosteinde van Spanbroek gelegen "oudt Huijsgen", waarbij de weeskinderen de ondergrond in eigendom houden en voor 7.10.- per jaar aan Dirk verhuren (erfpacht).*
Zes jaar later, op 27 december 1644 wordt hetzelfde perceel wederom aan Dirk overgedragen, maar dan door Maerten Cornelisz, waarschijnlijk één van de weeskinderen aan wie dit perceel is toebedeeld. Deze keer wordt het omschreven als "een huijs ende erff staende ende leggende int oosteijnd van spanbroeck met alle plantagie daerop staende, soo (= zowel) hooft (= fruit) als willge boomen". Omdat er in de overdrachtsakte geen koopprijs wordt genoemd en ook niet wordt gesproken van de erfpacht, zal deze keer de ondergrond, die Dirk immers nog huurde, aan hem zijn overgedragen, waarmee dan de erfpacht eindigde.*
Het is waarschijnlijk dit huis dat Dirck op 1651 verkocht aan "Claes Jacobsz alias Jonckclaes". Uit de omschrijving in het transportregister blijkt namelijk dat het oostelijk grensde aan het land van Claes Arisz Sluijs, een zoon van Aris Sluijs die in 1604 vlak naast Dirck woonde. Als deze eigendomsverhouding sinds 1610 zo is gebleven, wat lag voor Dirck dan meer voor de hand om zijn helft aan één van de kinderen Sluijs, nl. Jonge Claes Jacobsz te verkopen? Deze laatste kreeg daardoor mogelijk de volle eigendom van het het huis.
De reden voor deze verkoop is niet bekend, maar aangezien Dirck toen al zo'n 70 jaar oud moet zijn geweest, is het denkbaar dat hij zijn onroerend goed vóór zijn dood van de hand wilde doen om zijn kinderen contant geld na te kunnen laten. De verkoop van het halve huis hoeft echter niet te betekenen dat Dirck het huis ook verliet: vanwege Dircks goede relatie met Jonge Claes Jacobsz kan heel goed zijn afgesproken dat hij het huis tot zijn dood mocht blijven bewonen.
Op dezelfde dag als het huis droeg Dirck ook nog een aangrenzend stukje land van 500 roeden over aan Jacob Pieters Jacobs, aan wiens grond dit landje grensde. Ook bij dit laatste perceel valt op dat het, net als de andere percelen die Dirck verkocht, aan weerszijden van land van Claes Arisz Sluijs lag. De percelen van Dirck Jansz Coop(es), Aris Sluijs en Claes Claes Sluijs waren min of meer direct naast elkaar gelegen, waarschijnlijk bij de sluis van Spanbroek, wat dan meteen de naam Sluijs verklaart. In 1604 woonde Claes Claes Sluijs naast Aris Sluijs, die zelf drie huizen van Dirck Jansz Coop(es) woonde. In het register van ca. 1610 werd naast Dirck Jansz Coop(es) Claes Claes Sluijs vermeld, die toen (of later bijgeschreven) 1/5 deel in Jan Coops huis bezat.
Dat er nauwe banden waren tussen Dirck Jansz Coop(es) en de familie Sluijs blijkt o.m. meer uit het feit dat jonge Claes zich in 1650 borg stelde voor Dirck, toen deze 437,5 roeden grasland, genaamd "cleijne Saedtge" en gelegen tussen land van o.a. Claes Claesz Sluijs en Claes Arisz Sluijs, aan schipper Jacob Claesz Sluijs, een kind van Oude of Jonge Claes Jacobsz Sluijs, verkocht. Een jaar later, op 4 juni 1651, verkocht Dirck zelfs een huis en erf, gelegen te Spanbroek ten Noorden van de Weg en Jacob Pieters Jacobs en tussen Jannetje Cornelis en Claes Arisz Sluijs in het Oosten en Tonis Dircksz Noots in het Westen.
Overlijden en nabestaanden
Dirck Jansz Coopes wordt voor het laatst vermeld in 1652. Uit 1654 dateert een belastingkohier waarin alle personen met een vermogen van 1000,- of meer werden opgenomen. Dirck komt daarin niet voor, evenmin als zijn weduwe. Was hij nog in leven geweest, dan had hij er zonder twijfel in voorgekomen, het feit dat hij schepen is geweest betekende immers dat hij gegoed was (de weduwe van collega-schepen Claes Dirksz Noots wordt bijv. wel in het kohier vermeld) en in voorgaande jaren had Dirck diverse landjes verkocht, die hem ook geld moeten hebben opgeleverd. Dirck Janz Coopes is dus met redelijke zekerheid in 1653 overleden, misschien wel als gevolg van de pestepidemie van dat jaar.
Zoals gezegd werd Dircks weduwe Griet Germents in 1654 ook niet meer in Spanbroek vermeld. Mede op grond daarvan moet worden aangenomen dat zij na het overlijden van haar man uit Spanbroek is vertrokken. Uit het feit dat zij in 1655 in Wervershoof haar kleinzoon Pieter Cornelisz Coop ten doop houdt, kan worden geconcludeerd dat zij naar die plaats is verhuisd. Bovendien woonde ook haar zuster Marij Germents al in Wervershoof.
- Tak C -
II.c. TAEMS JANSZ COOPIS
Waard en herbergier te Spanbroek
Zoon van Jan Jansz Coopal alias Oude Coop (zie I.)
Geboren te Spanbroek tussen 1570 en 1585
Overleden aldaar na 1632 (ca. 60 jr.)
Gehuwd ca. 1605 met:
Neeltje (Jans?) Boots
Mogelijk dochter van Jan Jansz Boots
Geboren ca. 1583
Overleden na 1635
Mogelijk dochter van Jan Jansz Boots
Geboren ca. 1583
Overleden na 1635
Kinderen:
1. Elbert
Geboren te Spanbroek in 1606 (Zie III.C.a.)
2. Aerjan
Geboren te Spanbroek vóór 1629 (Zie III.C.b.)
Naam
Taems Jansz Coopis wordt voor het eerst vermeld in 1609. Zijn naam wordt echter ook wel geschreven als Coopes, Copis en Koopes, wat aangeeft dat deze familienaam destijds tot vele variaties aanleiding gaf.
Het is gezien de leeftijd niet waarschijnlijk dat hij dezelfde persoon is als ene Tames Jansz Caescoper die aan het Wijseneijnde te Spanbroek woonde en die in de jaren 1655 en 1664 vermeld wordt in de transportregisters van Opmeer.
Werkzaamheden
Reeds in 1609 wordt Taems vermeld als waard te Spanbroek, wanneer er bij hem een vergadering wordt gehouden inzake de voogdij over enkele weeskinderen. Taems werd in 1630 vermeld als "waert inde uijthangende pynas tot Spanbrouck", toen hij namens iemand anders optrad bij een hypotheekakte, welke akte hij in een gedrongen handschrift ondertekende met "by my taems copes".*
In de 16e en 17e eeuw was de taak van een waard drieledig:
- Verzorging van de gasten
- Verantwoordelijkheid voor de openbare orde
- Betrokkenheid bij handelstransacties van gasten als tolk, zaakwaarnemer, makelaar, borg, geldschieter of incasseerder
- Verantwoordelijkheid voor de openbare orde
- Betrokkenheid bij handelstransacties van gasten als tolk, zaakwaarnemer, makelaar, borg, geldschieter of incasseerder
Herbergiers hadden dan ook vaak contacten met (vee)kooplieden die in hun herbergen logeeren en voor wie zij de belangen behartigden.
Taems procedeerde diverse malen. Zo had hij in 1620 beslag laten leggen en vorderde hij voor het gerecht van Opmeer van Pieter Willems van Hoogwoud de betaling en levering van een "roodt merrypaert". Voor hetzelfde gerecht daagde hij in 1623 zijn "collega" Jan Gerbrandsz Pastoir, die herbergier te Opmeer was. Hierbij ging het om de betaling van 36 Gulden wegens de levering van een nieuwe wagen.
Bezittingen
Uit het belastingregister van 1604 blijkt dat Taems Janz Coopis toen een huis met erf ter grootte van 50 roeden bezat. Ca. 1610 blijkt daar nog het 3 morgen grote "Cornelis Jangis weijd" bij te zijn gekomen. Dat hij verder geen land of vee had strookt met het feit dat hij zijn inkomen verwierf als herbergier.
Het huis, zijn herberg, was gelegen in de "kerckebuijrt", wat erop wijst dat het dezelfde herberg was die zijn zoon Elbert later had. Daarvan is namelijk bekend dat die bij de kerk lag en "De Pynas" heette, of zoals men toen zei: dat hij waard was "inde uijthangende pynas" of "daer de pynas uithangt". Een pynas of pinas was een in die tijd veel voorkomend type zeilschip, dat onder meer door de Oost-Indische Compagnie gebruikt werd en herkenbaar was aan de hoge, platte spiegel.
Graf
Taems Jansz Coopis overleed waarschijnlijk niet heel lang na 1632 en is begraven in de hervormde kerk van Spanbroek. Dit laatste blijkt uit het bijzondere feit dat daar nog altijd zijn grafsteen met het opschrift "Tames Koopes" aanwezig is:
De grafsteen van Taems Jansz Coopes (ca. 1635)
De betekenis van de letters ATCb is vooralsnog onbekend
(foto: 't Kerkhuys te Spanbroek)
De betekenis van de letters ATCb is vooralsnog onbekend
(foto: 't Kerkhuys te Spanbroek)
- Tak D -
II.d. JACOB JANSZ COOP(ES)
Veehouder te Spanbroek, sinds 1609 waard te Wognum en tenslotte biersteker te Hoorn
Zoon van Jan Jansz Coopal alias Oude Coop (zie I.)
Geboren te Spanbroek ca. 1579
Overleden ca. 1652 (ca. 73 jr.)
Vermoedelijke kinderen:
1. Ariaentje Jacob(s) Coops/Copes
Geboren te Spanbroek ca. 1609
Overleden na 1648
Ondertrouwd te Hoorn op 15 juli 1629 met:
Overleden na 1648
Ondertrouwd te Hoorn op 15 juli 1629 met:
Claes Jacobsz Compestel
Jongeman van Hoorn.
Jongeman van Hoorn.
2. Pieter Jacobsz Coop alias Waart
Geboren vóór 1650 (Zie III.D.a.)
Naam en geboorte
Jacob Jansz Coopes wordt in de schepenrol van Hoorn afwisselend Copes en Coop genoemd. In het verpondingskohier van Wognum uit 1630 wordt hij eerst copis en dan Coop genoemd en in de schepenrol van Abbekerk komt hij in 1634 voor als Coop.
In verschillende documenten wordt de leeftijd van Jacob genoemd: zo is hij in 1618 ongeveer 39 jaar oud, in 1626 is hij 48 jaar en in 1644 ongeveer 65 jaar oud, wat betekent dat zijn geboortejaar ongeveer 1579 is.
Bezittingen
Volgens een belastingregister van Spanbroek uit 1604 blijkt dat Jacob een huis, land en vee bezat. In een volgend kohier wordt hij ook vermeld, maar zonder enige verdere vermelding. Dat hoeft er niet op te wijzen dat hij toen niets meer had, aangezien het ook kan betekenen dat er sinds het vorige kohier niets veranderd was.
Uit een inschrijving in de Schepenrol van Hoorn van 8 juli 1609 blijkt dat Jacob Jansz Coopes voor 1212 gulden een huis met werf en toebehoren gekocht had, gelegen in Wognum aan de noordelijke weg bij de stenen sluis. Mogelijk dat hij hier vervolgens een herberg is begonnen.
Een akte van 21 juni 1621 vermeldt dat Jacob Jansz Copis voor 1300 gulden een morgen land in Wognum kocht van een weduwe en haar kinderen.
Blijkens het Verpondingskohier van Wognum uit 1630 bezat Jacob daar een huis en 4 morgen en 30 roeden land in eigendom. De jaarlijkse huurwaarde van het huis werd getaxeerd op fl. 24,-,-, de grond op fl. 23,-,-. De te betalen Verponding kwam dan op fl. 2,12,8, resp. fl. 4,5,8.
Handtekening van Jacob Jansz Coopes alias Koop
(Oud notarieel archief Hoorn, inv.nr. 2077, akte 54, 5 sept. 1626)
Werkzaamheden
Blijkens een reeks van stukken uit het oude rechterlijke archief van Hoorn, wordt Jacob Jansz Coopes voor het eerst in 1609 vermeld als zijnde herbergier in Wognum. De laatste vermelding alszodanig is van oktober 1623.
In 1634 woonde hij in Hoorn en vanaf 1643 wordt hij aldaar vermeld als biersteker, dat wil zeggen handelaar in bier. Alszodanig vertegenwoordigde hij ook brouwerijen. In 1647 sloot hij bijv. een contract met Cornelis Dirksz, waard in de "Blauwe Camer" buiten Hoorn, waarbij Jacob aan hem een lening van fl. 600,- verstrekte in ruil voor de levering van bier.
In een akte van 15 maart 1652 wordt "Jacob Jansen Copes" ook nog genoemd als reder, wanneer hij samen met Jan Cornelisz Bijl als bevrachter optreedt voor een schip genaamd De Otter, dat op walvisvaart naar Groenland zal zeilen. Beide bevrachters zullen voor deze reis 1790 gulden aan de eigenaren van het schip betalen. De akte is onder meer ondertekend door"Jacop Janfz koop".
Net als zijn broers procedeerde ook Jacob vele malen over zeer uiteenlopende zaken, meestal voor het gerecht van Hoorn, maar bijvoorbeeld in 1634 ook voor het gerecht van Abbekerk.
Overlijden
Afgaande op de beschikbare bronnen, moet Jacob Jansz Coopes tussen maart 1652 en juni 1653 zijn overleden. In het Consignatieboek van de stad Hoorn bevindt zich namelijk een document van 27 juni 1653 waarin sprake is van inkomsten uit de boedel van "Jacob Jansz Copes", onder andere zijn huis dat verkocht was voor fl. 3200,-,- en huisraad en inboedel voor fl. 399,2,4. De dienstmaagd Marij Hermans kreeg aan loon nog 35,-,- gulden uitbetaald.
Vervolg: Generatie III