- GENERATIE I -


- Politiek leefde deze generatie ten tijde van koning Filips II, Willem van Oranje en prins Maurits en maakte dus ook de Opstand tegen de regering van Filips II mee, die vroeger de Tachtigjarige Oorlog werd genoemd.

- Cultureel was deze generatie tijdgenoot van o.a. de calvinistische dichter Filips van St. Aldegonde en de humanistische jurist Dirk Volkertsz Coornhert.

- Economisch verplaatste de handel zich in deze periode van Amsterdam (waar de Watergeuzen de haven blokkeerden) naar de Westfriese havensteden, die daardoor tot grote bloei kwamen, waar ook het platteland van profiteerde.
De Opstand tegen Filips II betekende echter ook een afremming van de tot dan toe snelle bevolkingsgroei. Maar door specialisatie, vergroting van de veestapel en investeringen in windmolens en waterbeheersing, werd er in deze tijd toch een aanzienlijke produktieverhoging bereikt.




I.a. JAN JANSZ COOPAL alias OUDE COOP

Veehouder en -handelaar en in 1578 schepen van Spanbroek.

Zoon van Jan Jansz Coopal (Zie 0.)
Geboren ca. 1545
Overleden te Spanbroek na 1611

Kinderen:

1. Jan
       Geboren te Spanbroek tussen 1565 en 1575 (Zie II.a.)
2. Dirck
       Geboren te Spanbroek ca. 1575 (Zie II.b.)
3. Taems
       Geboren te Spanbroek tussen 1570 en 1585 (Zie II.c.)
4. Jacob
       Geboren te Spanbroek ca. 1579 (Zie II.d.)


Naam

Blijkens de bronnen stond Jan Jansz Oude Coop in Spanbroek steevast bekend als "Jan Jansz Coopal", al werd hij ook wel aangeduid als Jan Coopal of als Coopal zonder meer. Slechts één keer, in 1576, wordt hij daar ook als "Coep" aangeduid. Coopal was een in die tijd geregeld voorkomende bijnaam met als betekenis iemand die graag te pas en te onpas van alles koopt (vergelijkbaar met weetal en bemoeial).

Dat Jan Jansz Coopal dezelfde persoon is als Jan Jansz Oude Coop, blijkt als hij te Hoorn procedeert. In de schepenrol van die stad wordt hij namelijk op verschillende manieren aangeduid: zo staat er bij de talrijke keren dat zijn zaak voor het gerecht is door elkaar "Jan Jansz Coopal van Spanbrouck", "Jan Jansz oude coopall, wonende tot Spanbrouck" en "Jan Jansz oude Coop, wonende tot Spanbrouck". Uit het feit dat het steeds om dezelfde woonplaats en meermalen ook om dezelfde zaak gaat, volgt dat deze drie varianten één en dezelfde persoon betreffen.

Vrouw en kinderen

Afgezien van de vier met name bekende kinderen, is over de vrouw en eventuele andere kinderen van Jan Jansz Coopal niets met zekerheid bekend. Wel kunnen enkele dingen verondersteld worden. Zo is het mogelijk dat Jan getrouwd was met een dochter van Taems Jansz, die van 1544 t/m 1596 in Wognum woonde en aldaar van 1583 t/m 1596 waard was.

Deze veronderstelling berust op het feit dat één van Jan Jansz Coopals kinderen ook Taems heet en waard was, zodat Jan dit kind dan mogelijk naar zijn schoonvader heeft vernoemd en door zijn moeder met het herbergiersvak vertrouwd geraakt kan zijn.

Wat betreft eventuele andere kinderen van Jan geeft een inschrijving in een belastingregister misschien een aanwijzing. In dat register uit ca. 1610 wordt namelijk boven de naam van Claes Claesz Sluijs vermeld dat deze 1/5 deel in "Jang coops huijs" bezat. Dit zou enkele jaren later bijgeschreven kunnen zijn toen Jan Jansz Oude Coop alias Coopal was overleden en Claes Claes Sluijs in het bezit van 1/5 deel van diens huis was gekomen, wat goed mogelijk zou zijn als hij bijv. gehuwd was met één van de mogelijk 5 kinderen van Jan Jansz Coopal.

Bezittingen

Blijkens het zgn. "Pachtboek" van 1582 bezat Jan Jansz Coopal o.a. een huis met erf en weilanden van 4 morgen en van 5 morgen 400 roeden. Het "pachtboek van 1590 somt één en ander wat nauwkeuriger op: een huis met 5 morgen en 400 roeden grond, een landje in de "Ribbeweijdt" van 650 roeden, 2 voren, 4 bedden en 10 koeien. Daarnaast had hij toen nog de landjes genaamd "paerdeweijdt" en "nijeuwe wech", maar die waren nog niet afbetaald, wat een schuld van 800 gulden opleverde. De "nieuwe weg" was de naam van een weg die westelijk van Spanbroek naar het in 1635 drooggelegde Berkmeer liep. Veertien jaar later, in 1604, bezat de toen ca. 60 jarige Jan Jansz Coopal nog slechts een stuk buitendijks gelegen en 3 morgen groot land genaamd "die nieuwe wech".

Deze "Pachtboeken", of ook wel "Pacht- en Schellingboeken", zijn belastingregisters ten behoeve van de inning van het Schot, een lokale belasting. In zo'n boek werd opgetekend wat ieder aan land bezat, hetgeen bepaald werd door schepenen of schotgaarders was "gepacht", dat wil zeggen getaxeerd. Vervolgens bepaalden zij wat de eigenaren tot de volgende herverpachting (meestel om de 5 jaar) als bijdrage in het Schot moesten betalen, wat vaak in jaartermijnen werd geïnd.




Spanbroek, met geheel rechts het raadhuis uit 1598
(ets uit 1752)


Werkzaamheden

Uit het feit dat Jan Jansz Coopal in 1590 10 koeien en diverse stukken land bezat blijkt dat hij overduidelijk veehouder was. Indirect wordt dat bevestigd wanneer er geen beroep van hem wordt vermeld als hij in Hoorn procedeert. Dat wijst erop dat hij veehouder was, want dat was indertijd bijna iedereen zodat men dat niet apart vermeldde. Daarentegen werden "bijzondere" beroepen zoals koopman, schipper of herbergier wel steeds apart vermeld.

Uit het zgn. "Memoriaal van Schepenen" blijkt dat Jan Jansz Coopal ten minste één keer schepen van Spanbroek is geweest en wel in het jaar 1578. het toeval wil dat juist in dat jaar enkele besluiten zijn ingeschreven die door alle schepenen zijn ondertekend, waaronder dus ook door Jan Jansz Coopal.



Handmerk van Jan Jansz Coopal
onder een besluit van 22-1-1578

Net als zijn collega-schepenen ondertekent ook hij met een zgn. hand- of huismerk (zie afbeelding).

Tenslotte is het waarschijnlijk dat Jan Jansz Coopal ook veehandelaar was of tenminste meer of minder regelmatig in vee (en aanverwante zaken) handelde. Niet alleen wijst zijn bijnaam Coopal daar op, ook blijkt dat uit het feit dat hij vrij regelmatig procedeerde voor het schepengerecht van Hoorn.

Procedures

Voor het schepengerecht van Hoorn (waar veel buurdorpen van Spanbroek onder vielen) procedeert Jan Jansz Coopal voor het eerst in 1576, toen hij dus begin 30 was. Eind november van dat jaar daagt hij Thaems Willems van de Zwaagdijk voor het gerecht in een zaak die voortduurde tot in april 1577. Kort daarna blijkt deze Taems Willems een vordering van Jan Jansz Coopal op Jan Heijnis uit Zwaag, ter grootte van 13 gulden en betreffende de (ver)koop van schapen, te hebben overgenomen.

Begin 1596 is Jan Jansz Coopal eiser tegen Cornelis Jansz, waard "Inde Arck" te Hoorn, tegen wie ook zijn zoon Jan Jansz Jonge Coop uit Wognum procedeert. De reden van deze procedures is niet bekend.

In juli 1596 vordert Jan Jansz Coopal, deze keer vermeld als "Jan Jansz oude coopall, wonende tot Spanbrouck", dat het gerecht Pieter Jansz Snijder veroordeelt tot betaling van 186 gulden en 9 stuivers, zijnde het restant van een groter bedrag dat laatstgenoemde schuldig was wegens de levering van haver. Eén en ander blijkens het register van de makelaar, die klaarblijkelijk had bemiddeld bij deze transactie.

Kennelijk vlotte deze zaak niet erg, want op 19 augustus dreigde Jan Jansz Coopal beslag te leggen op goederen van Pieters Jansz Snijder. Bij één van de gelegenheden dat dit bij het gerecht aan de orde kwam, werd Jan Jansz Coopal aangeduid als "Jan Jansz oude Coop". Deze zaak sleepte nog tot in januari 1597. Hoe het afliep is helaas niet uit de stukken af te leiden.

Ook in het eerdergenoemde Memoriaal van Schepenen van Spanbroek komt Jan Jansz Coopal enkele malen voor. Bijvoorbeeld op 3 maart 1572, toen hij Dirck Bouwensz verzocht om voor de schepenen te verklaren dat hij (Dirck Bouwensz dus) ongeveer anderhalf jaar eerder op het erf van Allert Dircksz kwam, die hem vroeg of hij wat wist van de 121 gulden of het "hanteijken" die Pieter Copperts van Coopal te vorderen had, waarbij hij tevreden was dat Coopal dat "hanteijken" van hem "onder custing soudt inhouden ende afslaen".

In hetzelfde memoriaal staat op 23 maart 1578 ingeschreven dat Claes Claesz uit Amsterdam Jan Jansz Coopal 48 gulden betaald heeft. Het is niet te lezen waarop dit betrekking heeft, maar het is goed mogelijk dat het een levering van graan betrof.




I.b. JACOB JANSZ COOPIS

Wonende te Spanbroek

Zoon van Jan Jansz Coopal (Zie 0.)
Geboren ca. 1550
Overleden te Spanbroek na 1602

Gehuwd met Griet Dirks

Kinderen uit dit huwelijk:

1. Pieter Zijbits
       Geboren te Spanbroek vóór 1575
2. Dirk Zijbits
       Geboren te Spanbroek vóór 1580


Het bestaan van Jacob Jansz Coopis is naar voren gekomen uit onderzoek van dhr. Peter Nan, die zich uitgebreid bezighoudt met oude Westfriese families. Jacob Jansz Coopis wordt vermeld in een oorkonde van 21 november 1602 (inv.nr. 5595). Daarin treedt hij op als de echtgenoot van Griet Dirks en vader van hun twee zonen Pieter Zijbits en Dirk Zijbits. Aangezien Pieter Zijbits wordt vermeld als "oude vrijer", dat wil zeggen vrijgezel, zal hij vóór 1580 geboren zijn en zal zijn vader Jacob Jansz Coopis op zijn beurt op z'n minst vóór 1555 geboren zijn.

Het feit dat de beide zonen een andere 'achternaam' dan hun vader hebben was in die tijd niet geheel ongewoon en we zullen dit in de familie Koop nog vaker zien voorkomen. In dit geval is de naam Zijbits afkomstig van moederszijde, namelijk van de familie van Jacobs' vrouw Griet Dirks. Zij is de dochter van Dirk Cornelisz Janges en Aerjaentje Zijbouts, die op haar beurt de zuster is van Pieter Zijboutsz en Dirk Zijboutsz. Hier zien we Zijbits dus als een verbastering van Zijboutsz, het patroniem dat gevoerd wordt door deze drie personen omdat zij de kinderen zijn van Zijbout Pietersz en Brecht Oepges:


Bij het opmaken van de eerdergenoemde akte van 21 november 1602 verscheen deze Brecht Oepges en werd vermeld dat zij destijds ongeveer 77 jaar oud, weduwe van Zijbout Pietersz en poorter van de plattelandsstad Spanbroek was. In de akte maakte zij alvast een verdeling van haar erfenis voor haar twee zonen Pieter en Dirk, alsmede voor de twee nagelaten dochters (Griet en Alijt) van haar reeds overleden dochter Aerjaentje uit diens huwelijk met Dirk Cornelisz Janges. Omdat vrouwen destijds niet in rechte konden optreden, werd Griet vertegenwoordigd door haar man Jacob Jansz Coopis en Alijt door haar echtgenoot Jelle Adriaensz.

Op dit moment zijn er verder geen andere gegevens over Jacob Jansz Coopis en zijn zonen Pieter en Dirk Zijbits bekend. Mogelijk dat deze nog eens uit nader onderzoek naar voren komen.


Daarbij zou onder meer duidelijk kunnen worden of Jacob Jansz Coopis misschien ook de vader zou kunnen zijn van Cornelis Jacobsz Coop, die rond 1600 scheepmaker in Alkmaar was en onder meer een zoon genaamd Cornelis Cornelisz Coop had, die timmerman aldaar was. Aan het andere uiteinde van Westfriesland, in Enkhuizen, werd in 1582 Aecht Jacob Coopsdochter vermeld. Zij zou misschien ook een dochter van Jacob Jansz Coopis kunnen zijn.




© juli 2004

.